Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak oordeelt de Centrale Raad van Beroep dat het CAK terecht het rekeningsaldo van appellant voor het jaar 2022 heeft vastgesteld op € 5.345,-. Appellant wordt niet gevolgd in zijn betoog dat hij eerder dan 1 december 2019 als gemoedsbezwaarde voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) moet worden aangemerkt. De Raad volgt het oordeel van de rechtbank Rotterdam, die eerder het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard. De datum waarop iemand als gemoedsbezwaarde wordt aangemerkt, wordt door de Sociale verzekeringsbank (Svb) bepaald en het CAK volgt deze beslissing. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, waarin hij aanvoert dat de rechtbank onbevoegd was en dat zijn rekeningsaldo hoger moet zijn omdat hij al vanaf 6 augustus 2008 als gemoedsbezwaarde moet worden aangemerkt. De Raad oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt, omdat appellant grotendeels zijn eerdere gronden herhaalt en de rechtbank deze al voldoende heeft gemotiveerd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat het hoger beroep niet slaagt. De uitspraak is gedaan op 27 maart 2025 door Y. Sneevliet, in tegenwoordigheid van M. Dafir als griffier.