ECLI:NL:CRVB:2025:453

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
23/3286 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om schadevergoeding en verbeuring dwangsom in hoger beroep tegen de Sociale verzekeringsbank

In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 7 maart 2025, wordt het hoger beroep van appellant tegen de Sociale verzekeringsbank (Svb) behandeld. Appellant, een Slowaakse burger, had eerder kinderbijslag ontvangen voor zijn dochter die in Slowakije woont. De Svb beëindigde de kinderbijslag omdat appellant niet meer in Nederland woonde of werkte. Appellant's gemachtigde diende een wijzigingsformulier digitaal in met gebruik van zijn eigen DigiD, wat volgens de Svb niet toegestaan was. De Svb weigerde de aanvraag en appellant verzocht om schadevergoeding en een dwangsom omdat de Svb niet tijdig op zijn aanvraag had beslist. De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep van appellant niet-ontvankelijk en ongegrond, en oordeelde dat de Svb geen dwangsom had verbeurd omdat er geen geldige aanvraag was ingediend. In hoger beroep bevestigt de Centrale Raad van Beroep deze uitspraak. De Raad oordeelt dat de ingebrekestelling die door de gemachtigde was verzonden met zijn eigen DigiD niet geldig was, omdat DigiD strikt persoonlijk is en niet overdraagbaar. Hierdoor is er geen recht op schadevergoeding of dwangsom. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

23/3286 AKW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
20 oktober 2023, 23/1752 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] , Slowakije (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 7 maart 2025
SAMENVATTING
In deze uitspraak oordeelt de Raad dat de Svb geen dwangsom en schadevergoeding is verschuldigd. De gemachtigde van appellant heeft de ingebrekestelling digitaal verzonden met gebruik van zijn eigen DigiD. Onder verwijzing naar eerdere rechtspraak is de Raad van oordeel dat dit niet aangemerkt kan worden als een geldige ingebrekestelling.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft [gemachtigde] , hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 24 januari 2025. Appellant is met kennisgeving niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Zuidersma-Hovers.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant heeft de Slowaakse nationaliteit. Hij ontving eerder kinderbijslag voor zijn dochter, die bij zijn echtgenote in Slowakije woont. De kinderbijslag is op enig moment beëindigd, omdat appellant niet meer in Nederland woonde of werkte
.Op 6 oktober 2022 heeft de Svb een wijzigingsformulier over appellant ontvangen. Dit formulier is digitaal ingediend door de gemachtigde van appellant (gemachtigde) met gebruik van de DigiD van de gemachtigde en met vermelding van de persoonsgegevens van de gemachtigde en diens burgerservicenummer. Op het formulier is vermeld dat appellant vanaf september 2022 weer in Nederland werkt en kinderbijslag wil ontvangen. De Svb heeft op 28 oktober 2022 een aanvraagformulier gezonden naar het postadres van appellant zelf in Slowakije. Bij brief van 28 oktober 2022 aan de gemachtigde heeft de Svb uiteengezet post van hem te hebben ontvangen via zijn DigiD, terwijl die post niet van hemzelf is. De Svb heeft de gemachtigde verzocht dit niet meer te doen. DigiD mag niet op deze manier gebruikt worden, aldus de Svb.
1.2.
Namens appellant heeft de gemachtigde op 14 april 2023 beroep ingesteld bij de rechtbank en om schadevergoeding verzocht omdat de Svb niet tijdig op de aanvraag van kinderbijslag van 27 december 2022 zou hebben beslist. Bij het beroepschrift is onder meer gevoegd een door appellant ingevulde aanvraagformulier voor kinderbijslag, ondertekend op 5 november 2022. Uit de bijgevoegde stukken blijkt voorts dat het aanvraagformulier van appellant is verzonden via de DigiD van de gemachtigde en door de Svb is ontvangen op 27 december 2022. Tevens is als bijlage bijgevoegd een formulier dwangsom bij niet-tijdig beslissen, ondertekend door appellant op 24 februari 2023, waarop is vermeld dat niet is beslist op de aanvraag van appellant van 27 december 2022. Uit de bijgevoegde stukken blijkt dat het formulier dwangsom is verzonden via de DigiD van de gemachtigde en door de Svb is ontvangen op 28 februari 2023. Zowel de aanvraag als de ingebrekestelling zijn dus door de gemachtigde van appellant ingediend met gebruik van zijn eigen DigiD. Hierdoor zijn volgens de Svb de stukken in het dossier van de gemachtigde geplaatst.
1.3.
De rechtbank heeft het beroepschrift met de bijlagen op 2 mei 2023 naar de Svb gestuurd. De Svb heeft de rechtbank bericht dat zich in het dossier van appellant geen aanvraag bevindt en dat de Svb zal beslissen naar aanleiding van het op 8 mei 2023 via de rechtbank ontvangen beroepschrift met bijlagen. Bij besluit van 12 juni 2023 heeft de Svb aan appellant met ingang van het vierde kwartaal van 2022 kinderbijslag toegekend.
Uitspraak van de rechtbank
2.1.
De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard voor zover dat was gericht tegen het niet-tijdig nemen van het besluit, en voor het overige het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Svb geen bestuurlijke dwangsom heeft verbeurd. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat op 27 december 2022 geen geldige aanvraag tot stand is gekomen en de beslistermijn op die datum niet is aangevangen. Onder verwijzing naar het ten tijde in geding geldende artikel 3, zevende lid, van de Regeling voorzieningen GDI [1] (Regeling) heeft de rechtbank overwogen dat de DigiD in beginsel strikt persoonlijk is en niet overdraagbaar. Dit betekent onder meer dat het niet is toegestaan dat iemand via zijn eigen DigiD een aanvraag voor iemand anders indient. Nu geen sprake is van een situatie waarin de Svb niet tijdig heeft beslist op de aanvraag, is er geen aanleiding de Svb te veroordelen in de schade die appellant heeft geleden. Het verzoek om schadevergoeding wordt daarom afgewezen.
Standpunt van partijen
3.1.
Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens en heeft in essentie aangevoerd dat de Svb een bestuurlijke dwangsom en schadevergoeding is verschuldigd, omdat niet tijdig op de aanvraag van 27 december 2022 is beslist.
3.2.
De Svb heeft gevraagd om bevestiging van de aangevallen uitspraak. Op de zitting is besproken dat appellant zelf niet in het bezit is van een DigiD en dat de gemachtigde geen verzoek heeft gedaan tot registratie van een machtiging als bedoeld in artikel 5 van de Regeling. Berichten die via de DigiD van de gemachtigde aan de Svb worden verstuurd komen in het dossier van de gemachtigde terecht. In het dossier van de gemachtigde zitten nu gegevens van meerdere personen. De ingebrekestelling is daar ook terechtgekomen.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of het oordeel van de rechtbank in stand kan blijven aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
In geschil is of de Svb een dwangsom heeft verbeurd en schadevergoeding is verschuldigd.
4.2.
Als een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, verbeurt het bestuursorgaan aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, tot ten hoogste 42 dagen. Dit is bepaald in artikel 4:17, eerste lid, van de Awb. [2] Uit het tweede lid van dit artikel volgt onder meer dat hiervoor nodig is dat het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen.
4.3.
In artikel 2:15 van de Awb is bepaald dat een bericht elektronisch naar een bestuursorgaan kan worden verzonden voor zover het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend. Het bestuursorgaan kan nadere eisen stellen aan het gebruik van de elektronische weg. Verder kan een bestuursorgaan elektronisch verschafte gegevens en bescheiden weigeren voor zover de aanvaarding daarvan tot een onevenredige belasting voor het bestuursorgaan zou leiden. Dit is bepaald in artikel 2:15, tweede lid, van de Awb.
In de parlementaire stukken is over deze bepaling onder meer het volgende gezegd:
Een bestuursorgaan kan de elektronische weg openen voor zover het dat wenselijk acht. Differentiatie is mogelijk. De kenbaarmaking kan zowel plaatsvinden in een algemene regeling als in een bericht aan een of meer geadresseerden. Ook voor bestuursorganen geldt derhalve dat de enkele beschikbaarheid van een elektronisch adres nog niet betekent dat daarmee voor alle mogelijke handelingen de elektronische weg openstaat. Het bestuursorgaan kan aan de toegang tot de elektronische weg bepaalde nadere eisen stellen met het oog op een uniforme behandeling en een veilig dataverkeer. Zo kan het bestuursorgaan vereisen dat langs elektronische weg aan hem verzonden berichten naar een bepaald elektronisch postadres worden verzonden. Te denken valt ook aan het stellen van meer technische vereisten zoals het gebruik van bepaalde software of het gebruik van bepaalde intelligente formulieren. [3]
Een bestuursorgaan beschikt dus over een discretionaire bevoegdheid om de elektronische weg al dan niet open te stellen. Als een bestuursorgaan de elektronische weg openstelt, mag het bestuursorgaan differentiëren voor verschillende typen berichten. Voor de Svb geldt het volgende.
4.4.
In beleidsregel SB3231, zoals deze gold ten tijde van de aanvraag, is vermeld dat de elektronische diensten van de Svb slechts toegankelijk zijn voor burgers die in het bezit zijn van DigiD. De Svb maakt bij het verzenden van berichten via de elektronische weg gebruik van de Berichtenbox van MijnOverheid.nl. In een aantal gevallen kan via het internet een aanvraag om uitkering worden ingediend en kunnen wijzigingen worden doorgegeven. Waar deze mogelijkheid bestaat, is dat op de website van de SVB aangegeven, aldus de beleidsregel. Uit de website van de Svb blijkt dat een aanvraag van kinderbijslag langs elektronische weg kan worden gedaan met behulp van DigiD of een Europees erkend inlogmiddel. Uit de beleidsregel blijkt niet dat voor het verzenden van een ingebrekestelling de elektronische weg is geopend.
4.5.
De gemachtigde van appellant heeft op 28 februari 2023 de ingebrekestelling digitaal verzonden met gebruik van zijn eigen DigiD. Dit bericht kan niet worden aangemerkt als een geldige ingebrekestelling als bedoeld in artikel 4:17, derde lid van de Awb. In de eerste plaats heeft de Svb bij brief van 28 oktober 2022 expliciet aan de gemachtigde laten weten dat die niet met zijn eigen DigiD post mag versturen die niet van hemzelf is. Verder heeft de Svb niet kenbaar gemaakt dat de elektronische weg is geopend voor het indienen van een ingebrekestelling. [4] Van “een mededeling die van invloed is op het recht op of de hoogte van een uitkering” in de zin van die beleidsregel is bij een dwangsom geen sprake. Nu geen sprake is van een geldige ingebrekestelling, kan de Svb geen dwangsom zijn verschuldigd. Reeds om die reden slaagt het hoger beroep niet.
4.6.
Al hetgeen appellant overigens heeft aangevoerd hoeft niet te worden besproken, omdat niet duidelijk is wat appellant daarmee wil en welk belang hij daarbij heeft. In deze procedure zijn geen vragen van Unierecht gerezen, zodat er geen aanleiding is om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie.
4.7.
Omdat de Svb geen onrechtmatig besluit heeft genomen, is er geen aanleiding om de Svb te veroordelen tot schadevergoeding.

Conclusie en gevolgen

4.8.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de Svb geen dwangsom is verbeurd. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum en E.E.V. Lenos en J.H. Ermers als leden, in tegenwoordigheid van C.K. Teunissen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2025.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) C.K. Teunissen

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels en beleidsregels

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 2:15
1. Een bericht kan elektronisch naar een bestuursorgaan worden verzonden voor zover het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend. Het bestuursorgaan kan nadere eisen stellen aan het gebruik van de elektronische weg.
(…)
Artikel 4:17
1. Indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, verbeurt het bestuursorgaan aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen. De Algemene termijnenwet is op laatstgenoemde termijn niet van toepassing.
2. (…)
3. De eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is, is de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen.
4. Indien de aanvraag elektronisch kon worden gedaan, is artikel 4:3a van overeenkomstige toepassing op de ingebrekestelling.
(…)
Regeling voorzieningen GDI (zoals die luidde van 1 oktober 2020 tot 1 juli 2023)
Artikel 1 Definities
In deze regeling wordt verstaan onder:
(…)
DigiD-voorziening:de voorziening voor elektronische authenticatie en voor uitgifte van elektronische authenticatiemiddelen die bereikbaar is via het webadres www.digid.nl;
DigiD:een via de DigiD-voorziening aan gebruiker verstrekt middel voor de toegang tot elektronische dienstverlening;
DigiD Machtigen:de voorziening voor elektronische registratie van machtigingen die bereikbaar is via het webadres :machtigen.digid.nl;
(…)
vertegenwoordigde:een natuurlijk persoon die zich ter behartiging van zijn belangen in het verkeer met afnemers van DigiD Machtigen laat vertegenwoordigen door een gemachtigde;
gemachtigde:een gebruiker van DigiD Machtigen die bevoegd is namens de vertegenwoordigde bepaalde (rechts)handelingen te verrichten;
(…)
Artikel 3, zevende lid (tekst tot 1 juli 2023, nu: vijfde lid)
DigiD is strikt persoonlijk en niet overdraagbaar.
Artikel 5
1. Een vertegenwoordigde of beoogd gemachtigde kan een aanvraag tot registratie van een machtiging doen via machtigen.digid.nl of via een afnemer die het aanvragen faciliteert.
2. De aanvraag en registratie van een machtiging kunnen betrekking hebben op een of meerdere diensten van een of meerdere afnemers en kennen een vooraf bepaalde geldigheidsduur.
3. De Minister keurt de aanvraag goed na verificatie van de verstrekte gegevens door de vertegenwoordigde en beoogd gemachtigde of derde.
4. De vertegenwoordigde geeft de ontvangen machtigingscode en zijn burgerservicenummer aan de gemachtigde of selecteert de gemachtigde in de lijst van door hem eerder gemachtigden.
5. De gemachtigde accepteert de machtiging door de registratie van de machtiging te activeren via machtigen.digid.nl, via een afnemer die dat faciliteert of, indien hij eerder gemachtigd was, door de machtiging te gebruiken.
(…)

Voetnoten

1.Stcrt. 2015, 37158.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Kamerstukken II, 2001/2002, 28 483, nr. 3, p. 13.
4.Vergelijk de uitspraak van de Raad van 26 januari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:216.