ECLI:NL:CRVB:2025:450
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant, die voorheen als productiemedewerker werkte, heeft zich ziekgemeld met lichamelijke klachten en stelt dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld na hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De Raad oordeelt dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt is, en dat de geselecteerde functies passend zijn voor hem. De Raad volgt de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die heeft vastgesteld dat appellant minder beperkt is dan eerder aangenomen. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagt.