ECLI:NL:CRVB:2025:441
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de maatwerkvoorziening voor aanvullende individuele ondersteuning en de hoogte van het persoonsgebonden budget
In deze zaak gaat het om de vraag of het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam de omvang van de maatwerkvoorziening voor aanvullende individuele ondersteuning terecht heeft vastgesteld op twee uur per week. Daarnaast wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget (pgb) ter discussie gesteld. Appellant, geboren in 1959, heeft op 24 maart 2022 een verlenging aangevraagd van zijn maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Het college heeft het Indicatieadviesbureau Amsterdam (IAB) om advies gevraagd en heeft op basis daarvan besloten om appellant een maatwerkvoorziening van twee uur per week toe te kennen voor de periode van 1 mei 2022 tot en met 30 april 2023. Appellant is het niet eens met deze beslissing en stelt dat hij recht heeft op meer ondersteuning en een hoger pgb. Hij claimt ook recht te hebben op dwangsommen omdat het college te lang heeft gedaan over de beslissing op zijn bezwaren.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op een zitting van 6 februari 2025, waarbij appellant werd vertegenwoordigd door zijn begeleider en zijn advocaat, mr. drs. C.M.E. Schreinemacher. Het college is niet verschenen. De Raad heeft geoordeeld dat het college de besluitvorming mocht baseren op het advies van het IAB en dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de toegewezen twee uur ondersteuning onvoldoende is. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard. Hierdoor blijven de bestreden besluiten van het college in stand. Appellant krijgt geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.