Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) per 27 maart 2021. Appellant, die zich op 3 februari 2020 ziek meldde, betwistte de beëindiging van zijn uitkering, stellende dat hij door zijn medische beperkingen niet in staat was om passende functies te vervullen. Het Uwv had echter vastgesteld dat appellant meer dan 65% van zijn laatst verdiende loon kon verdienen in geselecteerde functies, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering. De rechtbank Limburg had het bezwaar van appellant ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 19 februari 2025 behandeld. Appellant was aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. De Raad oordeelde dat het Uwv de ZW-uitkering terecht had beëindigd. De medische en arbeidskundige beoordelingen waren zorgvuldig uitgevoerd en de geselecteerde functies waren in medisch opzicht geschikt voor appellant. De Raad volgde de argumenten van de rechtbank en concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. Het verzoek van appellant om een onafhankelijke deskundige te benoemen werd afgewezen, omdat er geen twijfel bestond over de medische beoordeling door het Uwv.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, evenals de vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische en arbeidskundige beoordeling bij de beëindiging van een ZW-uitkering.