ECLI:NL:CRVB:2025:432

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
24/2051 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening van het beroepschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 maart 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant uit Marokko tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 juli 2024. De Centrale Raad heeft geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend. Volgens de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken, die ingaat op de dag na de bekendmaking van de uitspraak. De uitspraak van de rechtbank was op 11 juli 2024 aan partijen toegezonden, en de laatste dag om het beroepschrift tijdig in te dienen was 22 augustus 2024. Het beroepschrift is echter pas op 5 september 2024 ontvangen, en de poststempel op de enveloppe toonde aan dat het op 23 augustus 2024 ter post was bezorgd.

De Raad heeft vastgesteld dat de appellant in zijn beroepschrift heeft aangegeven de uitspraak op 22 augustus 2024 te hebben ontvangen, maar heeft geen reden gezien om aan te nemen dat de appellant niet in verzuim is geweest. De lange periode tussen de verzenddatum van de uitspraak en de gestelde ontvangstdatum was niet geloofwaardig, vooral gezien de gebruikelijke postlooptijd van Marokko naar Nederland. Daarom heeft de Centrale Raad geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en de appellant heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet te doen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 19 maart 2025
24/2051 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 juli 2024, 23/293 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 11 juli 2024 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 5 september 2024 ontvangen. De laatste dag om tijdig het beroepschrift in te dienen is 22 augustus 2024. Het is, gezien de poststempel op de enveloppe, op 23 augustus 2024 ter post bezorgd.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Appellant heeft in het beroepschrift aangegeven dat hij de uitspraak op 22 augustus 2024 heeft ontvangen.
De Raad ziet in wat appellant heeft aangevoerd geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Niet is gebleken dat de ontvangst van de uitspraak op 22 augustus 2024 de reden is geweest voor de late indiening van het beroepschrift. Het tijdsverloop tussen de verzenddatum van 11 juli 2024 en de gestelde ontvangstdatum van 22 augustus 2024 is zodanig lang en strookt niet met het aanzienlijk kortere tijdsverloop dat de post vanuit Marokko naar Nederland vervolgens kent, dat, bij gebrek aan onderbouwing, niet van de gestelde ontvangstdatum kan worden uitgegaan.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door C. Karman, in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2025.
(getekend) C. Karman
(getekend) J.M. Labage
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.