ECLI:NL:CRVB:2025:428
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van appellante, die minder dan 35% arbeidsongeschikt is geacht door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die voorheen als callcentermedewerker werkte, heeft zich op 5 juni 2020 ziekgemeld. Na een periode van loongerelateerde WGA-uitkering, heeft het Uwv op 10 mei 2023 aangekondigd dat de WIA-uitkering per 6 september 2023 zou worden beëindigd. Appellante is van mening dat haar medische beperkingen door het Uwv zijn onderschat en dat zij niet in staat is om de geselecteerde functies te vervullen. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak. De Raad oordeelt dat het Uwv voldoende medische en arbeidskundige onderbouwing heeft geleverd voor de beëindiging van de uitkering. De rechtbank heeft geoordeeld dat het onderzoek door het Uwv zorgvuldig is geweest en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid van appellante. De Raad onderschrijft dit oordeel en concludeert dat het hoger beroep van appellante niet slaagt.