ECLI:NL:CRVB:2025:412
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap inzake studiefinanciering
In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag behandeld. Appellant, woonachtig in Duitsland, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, waarin zijn bezwaar tegen de studieschuld niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten. De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank en oordeelt dat de e-mails die appellant in juli 2022 ontving over zijn studieschuld niet gericht waren op enig rechtsgevolg en daarom geen besluit vormen in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe gronden aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt, waardoor de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en het bestreden besluit in stand blijft. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.