ECLI:NL:CRVB:2025:398

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
23/955 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning bijstand en toepassing kostendelersnorm in relatie tot bloed- en aanverwantschap

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellant, die bij zijn broer en diens echtgenote woonde, had bijstand aangevraagd op basis van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk had de bijstand toegekend met toepassing van de kostendelersnorm, omdat appellant in dezelfde woning woonde als zijn broer en schoonzus. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat hij een commerciële huurprijs betaalde en een zakelijke relatie had met zijn broer en schoonzus. De Raad oordeelde echter dat, ongeacht de commerciële huurprijs, appellant als kostendeler moest worden aangemerkt vanwege de bloed- en aanverwantschap in de tweede graad. De Raad bevestigde dat de kostendelersnorm van toepassing was en dat er geen ruimte was voor uitzondering. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht. De uitspraak is gedaan door W.A. Timmer, met R.R. Olde Engberink als griffier.

Uitspraak

23/955 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 13 maart 2023, 20/7904 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk (college)
Datum uitspraak: 4 maart 2025

SAMENVATTING

In deze zaak heeft het college bijstand toegekend aan appellant met toepassing van de kostendelersnorm, omdat appellant in dezelfde woning woont als zijn broer en diens echtgenote. Appellant is het daar niet mee eens. Hij was wel woonachtig bij zijn broer en diens echtgenote, maar had een zakelijke relatie met hen en betaalde een commerciële huurprijs. De Raad volgt appellant hierin niet. Er is geen ruimte om de kostendelersnorm niet toe te passen.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. S. Salhi, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 10 december 2024. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Salhi. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. de Weger.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant heeft zich op 23 september 2020 gemeld om bijstand op grond van de Participatiewet (PW) aan te vragen. Op 25 september 2020 heeft appellant de aanvraag ingediend. Daarbij heeft hij het college mondeling verzocht om de bijstand toe te kennen vanaf 11 augustus 2020.
1.2.
Het college heeft met een besluit van 12 oktober 2020 bijstand aan appellant toegekend met ingang van 23 september 2020 naar de norm voor een alleenstaande waarbij rekening wordt gehouden met twee kostendelende medebewoners.
1.3.
Het college heeft bij besluit van 6 november 2020 (bestreden besluit) het bezwaar van appellant tegen het besluit van 12 oktober 2020 gedeeltelijk gegrond verklaard. De bijstand wordt toegekend met ingang van 21 augustus 2020, omdat gebleken is dat appellant zich op deze datum al bij het Uwv had gemeld voor bijstand. Voor zover het bezwaar betrekking heeft op de kostendelersnorm wordt het ongegrond verklaard. Daaraan ligt ten grondslag dat geen uitzondering op de kostendelersnorm mogelijk is, omdat er geen sprake is van een commerciële huurprijs en sprake is van bloedverwanten in de tweede graad.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Hij heeft aangevoerd dat de kostendelersnorm ten onrechte is toegepast. Hij was weliswaar woonachtig bij zijn broer en schoonzus, maar leefde geheel gescheiden van hen en betaalde een commerciële huurprijs.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regel die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk is, is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
De bewijslast dat sprake is van kostendelende medebewoners rust op de bijstandverlenende instantie. Dit betekent dat de bijstandverlenende instantie de nodige kennis over de relevante feiten moet verzamelen. Meer in het bijzonder zal de bijstandverlenende instantie het bestaan van kostendelende medebewoner(s) als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, van de PW aannemelijk moeten maken. Dit is vaste rechtspraak. [1]
4.2.
Niet in geschil is dat appellant ten tijde van de aanvraag bij zijn broer en diens vrouw te [plaats] woonde. Ten opzichte van de broer van appellant is sprake van bloedverwantschap in de tweede graad en ten opzichte van diens echtgenote van aanverwantschap in de tweede graad. Voor die gevallen volgt uit artikel 19a, eerste lid, aanhef en onder b, van de PW dat appellant als kostendeler moet worden aangemerkt, ook als een commerciële huurprijs zou zijn afgesproken. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat uitgangspunt hierbij is dat de relatie tussen dergelijke bloed- en aanverwanten nimmer een zakelijke kan zijn, zelfs indien er een commerciële huurprijs is afgesloten. De kostendelersnorm moet daarom worden toegepast. [2]

Conclusie en gevolgen

4.3.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt, krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.A. Timmer, in tegenwoordigheid van R.R. Olde Engberink als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2025.

(getekend) W.A. Timmer

(getekend) R.R. Olde Engberink

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regel

Participatiewet
Artikel 19a, eerste lid
In deze paragraaf wordt onder kostendelende medebewoner verstaan de persoon van 21 jaar of ouder die in dezelfde woning als de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft en niet:
(…)
b. op basis van een schriftelijke overeenkomst met de belanghebbende, waarbij een commerciële prijs is overeengekomen, als verhuurder, huurder, onderverhuurder, onderhuurder, kostgever of kostganger, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad van de belanghebbende, in dezelfde woning als de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft;
(…)

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van 4 december 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:4201.
2.Zie Kamerstukken II 2013/14, 33801, nr. 3, p. 59.