ECLI:NL:CRVB:2025:390

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
23/2400 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag dubbele kinderbijslag op basis van zorgscore

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor dubbele kinderbijslag door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R. Küçükünal, had een aanvraag ingediend voor dubbele kinderbijslag voor haar zoon, die het syndroom van Noonan heeft. De Svb had de aanvraag afgewezen op basis van een advies van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), waarin werd gesteld dat de zorgbehoefte van de zoon niet intensief genoeg was om in aanmerking te komen voor de dubbele kinderbijslag. De Raad oordeelde dat de Svb terecht had besloten, aangezien het CIZ voldoende gemotiveerd had waarom de zorgscore niet voldeed aan de vereisten. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om een deskundige in te schakelen en dat de Svb zich op het advies van het CIZ mocht baseren. De afwijzing van de aanvraag om dubbele kinderbijslag blijft dus in stand, en appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

23/2400 AKW
Datum uitspraak: 27 februari 2025
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 2 augustus 2023, 21/4702 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
SAMENVATTING
De Raad oordeelt dat de Svb de aanvraag van appellante voor dubbele kinderbijslag terecht heeft afgewezen. Het CIZ heeft afdoende gemotiveerd dat geen sprake is van een zodanig intensieve zorgbehoefte dat wordt voldaan aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor dubbele kinderbijslag.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. R. Küçükünal, advocaat, hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 5 december 2024. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Küçükünal. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P. Stahl-de Bruin.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante heeft op 14 december 2020 een aanvraag ingediend voor dubbele kinderbijslag op grond van de AKW [1] voor haar zoon [naam zoon] , geboren op [geboortedatum] 2016. [naam zoon] heeft het syndroom van Noonan.
1.2.
Met een besluit van 8 maart 2021 heeft de Svb de aanvraag vanaf het vierde kwartaal van 2020 afgewezen. De Svb heeft zich, onder verwijzing naar het advies van het CIZ [2] van 2 maart 2021, op het standpunt gesteld dat [naam zoon] geen intensieve zorg als bedoeld in het BUK [3] nodig heeft. Er zijn punten toegekend voor de items lichaamshygiëne en eten en drinken. Daarmee wordt niet voldaan aan de minimale zorgscore van vijf punten, die nodig is om dubbele kinderbijslag te kunnen ontvangen voor kinderen jonger dan zes jaar. [naam zoon] was destijds vijf jaar oud.
1.3.
Het bezwaar van appellante heeft de Svb met een besluit van 30 augustus 2021 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. De Svb heeft zich gebaseerd op het advies van het CIZ van 27 augustus 2021. Het CIZ heeft de zorgscore daarin gewijzigd door naast de al toegekende punten ook punten toe te kennen voor de items alleen thuis zijn en begeleiding buitenshuis. Hiermee komt de totale zorgscore op vier punten, wat nog steeds onvoldoende is om vanaf het vierde kwartaal van 2020 dubbele kinderbijslag voor [naam zoon] te ontvangen.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank is niet gebleken van een onzorgvuldig onderzoek en dat de Svb het advies van 27 augustus 2021 van het CIZ niet aan het bestreden besluit ten grondslag heeft mogen leggen. In dit advies, waar het medisch advies van 19 augustus 2021 onderdeel van uitmaakt, is het CIZ uitgegaan van de, door de rechtbank opgesomde, beschikbare informatie. In het door de Svb overgelegde advies van het CIZ van 23 november 2021 is gemotiveerd uiteengezet dat op het item zindelijkheid geen score moet worden aangenomen. Dat een kind zindelijk is, maar dat stimulering en controle nodig is in de zin van herinneren aan op bepaalde tijdstippen met eventueel sporadisch een ongelukje is in het Beoordelingskader BUK 2018 (Beoordelingskader) opgenomen als voorbeeld van een geval waarin geen sprake is van een score op zindelijkheid. De medisch adviseur van het CIZ heeft verder in het (aanvullend) advies van 1 mei 2023 gemotiveerd dat de door appellante overgelegde medische informatie geen aanleiding geeft om het ingenomen standpunt over de score te wijzigen. Het CIZ heeft daarnaast afdoende gemotiveerd dat er geen aanleiding is om een score toe te kennen voor de items mobiliteit, medische verzorging, gedrag, communicatie en bezighouden en handreikingen. De rechtbank ziet geen reden voor twijfel aan het standpunt van het CIZ. Er bestaat daarom geen aanleiding om een deskundige in te schakelen. De Svb heeft terecht bepaald dat het CIZadvies een score van vier punten oplevert en dat appellante geen recht heeft op dubbele kinderbijslag voor [naam zoon] vanaf het vierde kwartaal van 2020.
Het standpunt van appellante
Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat zij daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De (wettelijke) regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
De Svb kan vaststellen dat er sprake is van intensieve zorg wanneer er een positief advies van het CIZ ligt. Het CIZ geeft een positief advies als het kind naar zijn oordeel intensieve zorg nodig heeft. Hierbij hanteert het CIZ het Beoordelingskader. Dit is geregeld in artikel 2 van de Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg (Regeling). De Svb neemt ook zelf het Beoordelingskader tot uitgangspunt en schaart zich achter het advies van CIZ, nadat de Svb heeft vastgesteld dat een advies van CIZ op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en concludent is. Zoals de Raad eerder heeft geoordeeld, is het Beoordelingskader aan te merken als een vaste gedragslijn en kan dat als uitgangspunt worden genomen voor de beoordeling van een aanspraak op dubbele kinderbijslag. [4] Hiermee is niet gegeven dat het CIZ niet in een voorkomend geval, waarin de feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven, per item als bedoeld in artikel 3 van de Regeling, zou moeten beoordelen of, in weerwil van de criteria van het Beoordelingskader, sprake is van een situatie van intensieve zorg als bedoeld in artikel 11, van het BUK. Het ligt in een voorkomend geval op de weg van de betrokkene om aan de hand van concrete, verifieerbare, objectieve feiten en omstandigheden aannemelijk te maken dat hiervan sprake is.
4.2.
Appellante heeft zich in hoger beroep grotendeels beperkt tot het herhalen van de in bezwaar en beroep aangevoerde gronden. De rechtbank heeft deze beroepsgronden in de aangevallen uitspraak besproken en voldoende gemotiveerd waarom deze niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en verwijst daarnaar. Hieraan wordt het volgende toegevoegd.
4.3.
Er is onder andere geen score toegekend voor de items zindelijkheid en communicatie. Het CIZ heeft op inzichtelijke wijze gemotiveerd waarom [naam zoon] naar zijn oordeel niet scoort op deze items. De medisch adviseur heeft gemotiveerd dat op basis van de gegevens van de behandelend kinderartsen niet objectief is vast te stellen dat [naam zoon] geheel niet zindelijk is. Ook is niet objectief vast te stellen dat [naam zoon] veel hulp nodig heeft bij de toiletgang in die zin dat er continu iemand aanwezig moet zijn dan wel hulp moet bieden bij een deel van de handelingen. Dat de medisch adviseur ook heeft vermeld dat niet in twijfel wordt getrokken dat [naam zoon] overdag ongelukjes heeft, maakt dat niet anders. De medisch adviseur heeft daarnaast voldoende gemotiveerd dat [naam zoon] basaal kan praten en communiceren en dat daarom niet wordt voldaan aan de criteria voor het item communicatie. Niet kan worden vastgesteld dat [naam zoon] door niemand of alleen door zijn ouders/naaste verzorgers begrepen wordt. Uit de adviezen van het CIZ blijkt tot slot voldoende dat niet alleen naar ieder item afzonderlijk is gekeken, maar ook naar de samenhang en het beeld in het algemeen van [naam zoon] . Dit neemt niet weg dat de Raad duidelijk is dat onder meer door appellante feitelijk veel zorg wordt gegeven aan [naam zoon] en dat dit een zware wissel op het gezin trekt.
4.4.
Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat het (medisch) onderzoek zorgvuldig is geweest. Appellante heeft voldoende gelegenheid gehad om zelf (medische) stukken over te leggen en heeft met wat al dat wat zij heeft aangevoerd onvoldoende twijfel gezaaid over de beoordeling. Daarom mocht de Svb zich op het (medisch) advies van het CIZ baseren en bestaat geen aanleiding om een deskundige te benoemen.

Conclusie en gevolgen

4.5.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag om dubbele kinderbijslag in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum als voorzitter en Y. Sneevliet en A. van Steijn als leden, in tegenwoordigheid van L.C. van Bentum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2025.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) L.C. van Bentum

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels en beleidsregels

Algemene Kinderbijslagwet (AKW)
Op grond van artikel 7a, eerste lid, van de AKW heeft een verzekerde voor een tot zijn huishouden behorend kind dat drie jaar is of ouder, maar nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, recht op een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag, genoemd in artikel 12, eerste en tweede lid, van de AKW indien het kind is aangewezen op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen mate van intensieve zorg.
Besluit uitvoering kinderbijslag (BUK)
Op grond van artikel 11, eerste lid, van het BUK is van intensieve zorg als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AKW sprake als het een kind betreft dat zodanig ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren als gevolg van een ziekte of stoornis van lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of geestelijke aard dat de verzorging en oppassing door de ouders in ernstige mate wordt verzwaard. Op grond van het tweede lid worden bij ministeriële regeling nadere regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop wordt vastgesteld of er sprake is van intensieve zorg als bedoeld in het eerste lid.
Op grond van artikel 12, eerste lid, van het BUK wint de Svb, om te bepalen of een kind intensieve zorg behoeft, een op medische gegevens gebaseerd advies in bij het CIZ, genoemd in artikel 7.1.1, eerste lid, van de Wet langdurige zorg. In het tweede lid is bepaald dat bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld met betrekking tot de procedure alsmede de beoordelingscriteria waarop het advies, bedoeld in het eerste lid, wordt gebaseerd.
Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg (Regeling)
In artikel 1 van de Regeling is bepaald, voor zover van belang, dat in deze regeling onder advies wordt verstaan, een op medische gegevens gebaseerd advies als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het BUK.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Regeling kan de Svb vaststellen dat sprake is van intensieve zorg indien het advies positief luidt. Op grond van het tweede lid, aanhef en onder b, luidt het advies positief indien het kind blijkens de beoordeling van het CIZ intensieve zorg nodig heeft.
In artikel 3, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat de beoordeling, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, tot stand komt aan de hand van de volgende items:
a. lichaamshygiëne;
b. zindelijkheid;
c. eten en drinken;
d. mobiliteit;
e. medische verzorging;
f. gedrag;
g. communicatie;
h. alleen thuis zijn;
i. begeleiding buitenshuis;
j. bezig houden, handreikingen.
In het tweede lid is bepaald dat indien het CIZ oordeelt dat er sprake is van een zware zorgbehoefte op een item, het CIZ op dit item een punt toekent. Ingevolge het derde lid, aanhef en onder a, behoeft het kind intensieve zorg als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, indien het drie-vijf jaar is en het CIZ minimaal vijf punten toekent.
Beoordelingskader BUK 2018 (Beoordelingskader)
Het CIZ hanteert bij de beoordeling als bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder b, van de Regeling, het Beoordelingskader. Hierin is bij ieder item als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling uitgewerkt wanneer een punt wordt toegekend. Verder is bij ieder item vermeld wanneer geen score wordt toegekend.

Voetnoten

1.Algemene Kinderbijslagwet.
2.Centrum Indicatiestelling Zorg.
3.Besluit uitvoering kinderbijslag.
4.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 12 januari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:87.