ECLI:NL:CRVB:2025:379
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ingangsdatum en intrekking van bijstand; hoofdverblijf en woning onbewoonbaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ingangsdatum en intrekking van bijstand aan appellant. De appellant had zich op 24 april 2020 gemeld voor bijstand op grond van de Participatiewet, maar zijn aanvraag werd pas op 7 mei 2020 ingediend. De Raad oordeelde dat de bijstand terecht was toegekend met ingang van de meldingsdatum, omdat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij binnen vijf dagen na de afwijzing van zijn WIA-uitkering bijstand had aangevraagd. Tevens werd vastgesteld dat appellant zijn hoofdverblijf niet had op het opgegeven adres, omdat uit een huisbezoek bleek dat de woning onbewoonbaar was. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De Raad concludeerde dat het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom de bijstand terecht had ingetrokken, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door niet te melden dat hij geen hoofdverblijf had op het opgegeven adres. De uitspraak bevestigt dat de ingangsdatum van de bijstand en de daaropvolgende intrekking in stand blijven.