Uitspraak
- verklaart de hoger beroepen niet-ontvankelijk;
- wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft een verzoek om voorlopige voorziening en de ontvankelijkheid van het hoger beroep dat is ingesteld door de belangenbehartiger van de appellante. De belangenbehartiger heeft geen geldige machtiging overgelegd waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om namens de appellante hoger beroep in te stellen. Ondanks herhaalde verzoeken om een schriftelijke machtiging, heeft de belangenbehartiger geen documenten overgelegd die voldoen aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat de hoger beroepen niet-ontvankelijk zijn. De verzoeken om voorlopige voorzieningen zijn eveneens afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van een geldige machtiging voor belangenbehartigers in bestuursrechtelijke procedures. De proceskosten zijn niet toegewezen, omdat er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling bestaat.