ECLI:NL:CRVB:2025:370
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering terug te komen van Wajong-aanvraag; geen nieuwe feiten of omstandigheden
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om terug te komen van een eerder besluit van 24 februari 2014, waarin de Wajong-aanvraag van appellant werd afgewezen. Appellant, geboren in 1995, had in 2013 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar het Uwv concludeerde dat hij in staat was om 100% of meer van het minimumloon te verdienen. In 2021 diende appellant opnieuw een aanvraag in, maar het Uwv oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om de eerdere afwijzing te herzien. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 5 februari 2025. Appellant was aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door een jurist. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen nieuwe feiten waren die de eerdere afwijzing konden onderbouwen. De verzekeringsartsen hadden voldoende gemotiveerd dat de situatie van appellant in 2014 al bekend was en dat er geen nieuwe gezichtspunten waren die de beoordeling konden veranderen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht had geweigerd om terug te komen op het eerdere besluit. Appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten, aangezien het hoger beroep niet slaagde.