ECLI:NL:CRVB:2025:360
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid met voldoende medische en arbeidskundige onderbouwing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 februari 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die zich op 18 februari 2020 ziekmeldde, stelde dat hij meer beperkingen had dan het Uwv had vastgesteld. Het Uwv had vastgesteld dat appellant 31,22% arbeidsongeschikt was en weigerde hem daarom de uitkering, aangezien de drempel voor toekenning op 35% ligt. De rechtbank Rotterdam had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
Tijdens de zitting op 8 januari 2025 is appellant verschenen, bijgestaan door zijn advocaat mr. M. Gümüs, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door drs. J.C. Beek. De Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de medische en arbeidskundige rapporten die aan het besluit van het Uwv ten grondslag lagen. De Raad concludeert dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen reden is om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Appellant heeft geen nieuwe medische stukken overgelegd die zijn standpunt onderbouwen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv terecht heeft geweigerd appellant een WIA-uitkering toe te kennen. De beslissing houdt in dat de weigering in stand blijft en dat appellant geen proceskostenvergoeding ontvangt, aangezien het hoger beroep niet slaagt.