In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant, die voorheen als inpakker werkte, heeft zich op 1 mei 2020 ziekgemeld en stelt dat hij meer medische beperkingen heeft dan het Uwv heeft vastgesteld. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld en oordeelt dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend. De Raad volgt de medische en arbeidskundige onderbouwing van het Uwv en concludeert dat de geselecteerde functies passend zijn voor appellant. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de proceskosten van appellant, die in totaal € 3.174,50 bedragen. De uitspraak is gedaan op 12 maart 2025.