ECLI:NL:CRVB:2025:348
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische onderbouwing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan appellante, die zich ziek had gemeld na een auto-ongeval. Appellante, die voorheen als styliste werkte, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, maar het Uwv had vastgesteld dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank Overijssel had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met haar lichamelijke en cognitieve klachten, en dat zij niet in staat is om fulltime te functioneren. De Raad heeft een deskundige benoemd, die concludeerde dat er onvoldoende gronden zijn voor het aannemen van meer beperkingen dan reeds vastgesteld in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van het Uwv. De Raad oordeelde dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante terecht op minder dan 35% had vastgesteld en dat de weigering van de WIA-uitkering terecht was. De Raad heeft het bestreden besluit in strijd met artikel 7:12 van de Awb als niet benadelend gepasseerd en het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 4.221,25.