ECLI:NL:CRVB:2025:330
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor tijdelijke verlenging WIA-uitkering
In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep het verzoek van verzoekster om een voorlopige voorziening te treffen in de vorm van een tijdelijke verlenging van haar WIA-uitkering. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, omdat niet in redelijke mate waarschijnlijk is dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep niet in stand zal blijven. Verzoekster heeft sinds 16 oktober 2016 een WGA-uitkering ontvangen, maar het Uwv heeft haar uitkering per 26 augustus 2020 beëindigd, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Verzoekster heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij in acute financiële nood verkeert. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op een zitting waar verzoekster en haar advocaat aanwezig waren, maar de werkgever niet. De voorzieningenrechter concludeert dat de medische onderbouwing van het bestreden besluit zorgvuldig tot stand is gekomen en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusies van de deskundige. Daarom wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.