ECLI:NL:CRVB:2025:32
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C. Karman
- M.D.F. de Moor
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in WIA-zaak
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.H. Klijnstra, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 24 juni 2021 in een WIA-zaak (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen) uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 29 maart 2023 is appellante verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot en mr. Klijnstra, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. I.L.M. Dunselman. Na het onderzoek ter zitting heeft de Raad het onderzoek heropend en een deskundige, prof. dr. G.F. Koerselman, benoemd. Deze deskundige heeft op 18 maart 2024 gerapporteerd. Het Uwv heeft op 14 mei 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Op 22 mei 2024 heeft mr. Klijnstra namens appellante het hoger beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De Raad heeft vervolgens het onderzoek gesloten zonder zitting, op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Raad overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten als het geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Aangezien het Uwv volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen, heeft de Raad besloten het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 6.459,40, inclusief de vergoeding van het griffierecht van € 182,-. De uitspraak is gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 8 januari 2025.