ECLI:NL:CRVB:2025:314
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van onvoldoende gegevens en herhaalde aanvragen
In deze zaak heeft appellant in 2010 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De aanvraag werd buiten behandeling gesteld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) omdat de verstrekte gegevens onvoldoende waren. Appellant heeft in 2021 en 2022 opnieuw verzocht om toekenning van een WAO-uitkering, maar het Uwv weigerde om terug te komen op de eerdere besluiten. De rechtbank heeft de beroepen tegen deze besluiten ongegrond verklaard, omdat appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die de eerdere beslissing konden ondermijnen.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij in Nederland heeft gewerkt en ziek is geworden tijdens zijn detentie, wat zijn huidige situatie beïnvloedt. Het Uwv heeft echter een gewijzigde beslissing op bezwaar ingediend, waarin werd gesteld dat de eerdere aanvragen niet correct waren behandeld. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de eerdere besluiten van het Uwv niet langer gehandhaafd konden worden, en heeft de beroepen tegen deze besluiten gegrond verklaard. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd en de besluiten van het Uwv vernietigd, maar het beroep tegen het nieuwe besluit van 23 juli 2024 ongegrond verklaard. Tevens is bepaald dat het Uwv het griffierecht aan appellant vergoedt.