ECLI:NL:CRVB:2025:313
Centrale Raad van Beroep
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen het Uwv
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. A.P. Drosten, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel. De rechtbank had op 21 september 2022 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/841. Tijdens de zitting op 28 juni 2023 is appellante verschenen, bijgestaan door haar advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. T. van der Weert. Na het onderzoek heeft de Raad de zaak heropend en een deskundige, F.J. Perquin, benoemd. Deze deskundige heeft op 7 juni 2024 gerapporteerd, waarna appellante haar zienswijze op het rapport heeft gegeven. Het Uwv heeft op 3 september 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij aan appellante per 2 april 2018 een IVA-uitkering is toegekend. Op 18 september 2024 heeft mr. Drosten namens appellante het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling voor het Uwv. De Raad heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en het onderzoek gesloten. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld, omdat het Uwv met de nieuwe beslissing op bezwaar aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen. De totale proceskosten zijn begroot op € 4.183,64, inclusief reiskosten en griffierecht. De uitspraak is gedaan op 5 maart 2025.