ECLI:NL:CRVB:2025:313

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
22/3396 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen het Uwv

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. A.P. Drosten, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel. De rechtbank had op 21 september 2022 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/841. Tijdens de zitting op 28 juni 2023 is appellante verschenen, bijgestaan door haar advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. T. van der Weert. Na het onderzoek heeft de Raad de zaak heropend en een deskundige, F.J. Perquin, benoemd. Deze deskundige heeft op 7 juni 2024 gerapporteerd, waarna appellante haar zienswijze op het rapport heeft gegeven. Het Uwv heeft op 3 september 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij aan appellante per 2 april 2018 een IVA-uitkering is toegekend. Op 18 september 2024 heeft mr. Drosten namens appellante het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling voor het Uwv. De Raad heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en het onderzoek gesloten. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld, omdat het Uwv met de nieuwe beslissing op bezwaar aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen. De totale proceskosten zijn begroot op € 4.183,64, inclusief reiskosten en griffierecht. De uitspraak is gedaan op 5 maart 2025.

Uitspraak

22/3396 WIA
Datum uitspraak: 5 maart 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 21 september 2022, 22/841 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.P. Drosten, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juni 2023. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Drosten. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T. van der Weert.
De Raad heeft het onderzoek heropend en F.J. Perquin, verzekeringsarts, als deskundige benoemd. De deskundige heeft op 7 juni 2024 gerapporteerd. Appellante heeft haar zienswijze op dit rapport gegeven.
Het Uwv heeft op 3 september 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij aan appellante per 2 april 2018 een IVA-uitkering wordt toegekend.
Bij brief van 18 september 2024 heeft mr. Drosten namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruikgemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de nieuwe beslissing op bezwaar aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen. Het Uwv heeft daarbij de kosten van bezwaar vergoed.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,-) in beroep en € 2.267,50 (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor een zienswijze, met een waarde per punt van € 907,-) in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand. De reiskosten van appellante voor de zitting in beroep en in hoger beroep komen voor vergoeding in aanmerking tot een bedrag van € 102,14 op basis van openbaar vervoer tweede klas.
In totaal bedragen de te vergoeden kosten voor het Uwv € 4.183,64. Ook zal de Raad bepalen dat het Uwv het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht vergoedt.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een totaalbedrag van € 4.183,64;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 186,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2025.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) S. Pouw