ECLI:NL:CRVB:2025:302
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant door het Uwv
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, vastgesteld door het Uwv op 72,24% per 2 augustus 2021. Appellant, die voorheen als offshore medewerker werkte, heeft zich ziekgemeld en ontving een WIA-uitkering. Hij betwist de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid en stelt dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv de arbeidsongeschiktheid correct heeft vastgesteld. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad onderschrijft dit oordeel. De Raad oordeelt dat het onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd, ook al vond het spreekuurcontact via beeldbellen plaats. Appellant heeft aanvullende medische informatie overgelegd, maar deze biedt geen nieuwe inzichten die de eerdere vaststelling van de arbeidsongeschiktheid kunnen weerleggen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en de beslissing van het Uwv blijft in stand.