Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
.Ook wordt bepaald dat het Uwv aan appellant het door hem in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak staat de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant centraal, die per 16 september 2022 door het Uwv is stopgezet. Appellant betwistte deze beslissing, stellende dat hij door zijn medische beperkingen niet in staat was om passende functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld na hoger beroep van appellant, die werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. I.G.M. van Gorkum. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en werd vertegenwoordigd door mr. W. de Rooy-Bal. Tijdens de zitting op 4 december 2024 heeft de Raad de argumenten van beide partijen gehoord. De Raad concludeert dat het Uwv de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd, omdat appellant in staat wordt geacht meer dan 65% van zijn laatst verdiende loon te kunnen verdienen. De Raad oordeelt dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat er voldoende rekening is gehouden met de beperkingen van appellant. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, maar de Raad oordeelt dat de rechtbank ten onrechte geen proceskostenvergoeding heeft toegekend. De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor wat betreft de proceskosten en veroordeelt het Uwv tot betaling van de proceskosten aan appellant. De totale proceskostenvergoeding bedraagt € 3.661,56, inclusief het griffierecht.