Uitspraak
Gelijktijdig heeft appellant aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 februari 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om proceskostenveroordeling van appellant, die in hoger beroep was gegaan tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 juni 2021, waarin zijn aanspraak op ziekengeld werd afgewezen. Tijdens de procedure heeft appellant zijn hoger beroep ingetrokken, omdat hij geen financieel belang meer had bij de voortzetting van de procedure, aangezien het Uwv hem inmiddels een WIA-uitkering had toegekend met terugwerkende kracht. Appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten, maar de Raad heeft dit verzoek afgewezen. De Raad oordeelde dat er geen grond was voor een proceskostenveroordeling, omdat het bestreden besluit van het Uwv ongewijzigd was gebleven en er geen sprake was van tegemoetkoming aan het beroep van appellant. De Raad concludeerde dat het verzoek om proceskostenveroordeling niet kon worden toegewezen, omdat de voorwaarden daarvoor niet waren vervuld. De uitspraak werd gedaan door C.F.E. van Olden-Smit, in tegenwoordigheid van griffier S. Pouw.