ECLI:NL:CRVB:2025:242

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
24/446 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering toekenning Wajong-uitkering na laattijdige herhaalde aanvraag en zorgvuldig onderzoek door Uwv

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een Wajong-uitkering aan appellante. Appellante had eerder een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar deze was door het Uwv beëindigd omdat zij niet was verschenen op het spreekuur. Na een herhaalde aanvraag in 2021 concludeerde het Uwv dat appellante arbeidsvermogen had en weigerde de uitkering. Appellante ging in beroep, maar de rechtbank bevestigde het besluit van het Uwv. In hoger beroep herhaalde appellante haar gronden, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellante niet duurzaam arbeidsongeschikt was en over basale werknemersvaardigheden beschikte. De Raad onderschreef de conclusie van de rechtbank dat het Uwv zorgvuldig onderzoek had verricht en dat er geen reden was om het eerdere besluit te herzien. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, wat betekent dat de weigering van de Wajong-uitkering in stand blijft. Appellante krijgt geen vergoeding van het griffierecht omdat het hoger beroep niet slaagde.

Uitspraak

24/446 WAJONG
Datum uitspraak: 12 februari 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 5 februari 2024, 23/2858 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
SAMENVATTING
Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht heeft geweigerd appellante een uitkering op grond van de Wajong toe te kennen.

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 22 januari 2025. Appellante is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.S. Träger.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante, geboren op [geboortedatum] 1985, heeft met een door het Uwv op 1 oktober 2018 ontvangen formulier een aanvraag ingediend voor een Indicatie banenafspraak. Bij besluit van 10 mei 2019 heeft het Uwv appellante een Indicatie banenafspraak toegekend. Op 10 juli 2020 heeft appellante een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) ingediend. Bij brief van 23 december 2020 heeft het Uwv medegedeeld dat de behandeling van de aanvraag wordt beëindigd omdat appellante niet is verschenen op het spreekuur met de verzekeringsarts. Op 7 april 2021 heeft appellante opnieuw om een Wajong-uitkering verzocht. Het Uwv heeft vervolgens een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht, waarna geconcludeerd is dat appellante arbeidsvermogen heeft. Bij besluit van 17 november 2021 heeft het Uwv geweigerd appellante per 7 april 2021 een Wajong-uitkering toe te kennen omdat zij arbeidsvermogen heeft.
1.2.
Met een door het Uwv op 21 juli 2022 ontvangen formulier heeft appellante opnieuw een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering. Het Uwv heeft die aanvraag opgevat als een verzoek om terug te komen van het besluit van besluit 17 november 2021. Met een besluit van 26 oktober 2022 is het besluit van 17 november 2021 gehandhaafd.
1.3.
Bij besluit van 19 juni 2023 (bestreden besluit) heeft het Uwv het hiertegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Hieraan liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag, waarin geconcludeerd is dat appellante arbeidsvermogen heeft.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het Uwv terecht heeft beslist dat appellante geen recht heeft op een Wajong-uitkering. De rechtbank heeft vastgesteld dat sprake is van een laattijdige en herhaalde aanvraag waarbij het Uwv de op 21 juli 2022 ontvangen herhaalde aanvraag inhoudelijk heeft beoordeeld. De rechtbank is van oordeel dat de onderzoeken van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen van het Uwv zorgvuldig zijn geweest. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat bij appellante sprake is van chronische oorpijn, duizeligheid, misselijkheid, evenwichtsproblematiek, hyperacusis en extreme vermoeidheid. Daarnaast concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep op basis van het eigen psychisch onderzoek dat sprake is van een reële lijdensdruk. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd dat de problematiek geen medische reden is om er vanuit te gaan dat appellante helemaal geen benutbare mogelijkheden heeft, maar heeft wel forse beperkingen aangenomen voor haar klachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht appellante met haar beperkingen belastbaar voor minimaal twee uur en maximaal vier uur per dag, ervan uitgaande dat de arbeid niet stresserend en zeer eenvoudig is en in een prikkelarme omgeving kan worden uitgevoerd. Daarnaast kan appellante volgens de verzekeringsarts één uur aaneengesloten werken zonder substantiële onderbreking. Appellante heeft in beroep geen medische stukken overgelegd die tot een andere conclusie kunnen leiden en zij was ook niet aanwezig tijdens de zitting om een nadere toelichting te geven. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gevolgd kan worden in het oordeel dat de geselecteerde taak (het plaatsen van onderdelen op een printplaat) geschikt is voor appellante. Ook kan de rechtbank de conclusie van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep volgen dat appellante beschikt over basale werknemersvaardigheden.
Het standpunt van appellante
3.1.
Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellante heeft tegen die uitspraak aangevoerd dat zij door haar klachten niet in staat is om te werken. Zo kan zij niet lang achter een computer zitten door prikkels. Ook kon zij door haar klachten niet aanwezig zijn bij de zitting van de rechtbank. Appellante ervaart psychisch klachten door vervelende interacties in het verleden. Daarnaast heeft zij in 2014 letsel opgelopen op het werk.
Het standpunt van het Uwv
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit over de weigering van de Wajong-uitkering in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
Een betrokkene heeft recht op een Wajong-uitkering als hij jonggehandicapte is in de zin van artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong. Daarvan is sprake als een betrokkene duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten heeft een betrokkene geen arbeidsvermogen als hij (a) geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, (b) niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, (c) niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur, of (d) niet ten minste vier uur per dag belastbaar is. Het Uwv moet dus beoordelen of een betrokkene voldoet aan (ten minste) een van deze vier genoemde voorwaarden. De beoordeling van het arbeidsvermogen is gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.
4.2.
Wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd vormt in essentie een herhaling van de gronden die zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft deze beroepsgronden afdoende besproken en met juistheid geoordeeld dat deze niet slagen. De overwegingen die aan het oordeel van de rechtbank ten grondslag liggen worden geheel onderschreven. In wat appellante heeft aangevoerd wordt geen aanleiding gezien om tot een ander oordeel te komen. Appellante heeft ook in hoger beroep geen stukken ingebracht die kunnen leiden tot een ander oordeel.
4.3.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank het Uwv terecht heeft gevolgd in zijn standpunt dat appellante op 7 april 2021, de datum van de eerdere aanvraag, beschikt over arbeidsvermogen en er geen reden is om een ander besluit te nemen dan het op 17 november 2021 daarover genomen besluit, zodat appellante niet in aanmerking komt voor een Wajonguitkering.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de weigering van de Wajong-uitkering in stand blijft.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding van het door haar betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.F.E. van Olden-Smit, in tegenwoordigheid van A.K.F. Ouwehand als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2025.
(getekend) C.F.E. van Olden-Smit
(getekend) A.K.F. Ouwehand