ECLI:NL:CRVB:2025:239
Centrale Raad van Beroep
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. R.S. Pot, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel. Het hoger beroep is ingetrokken omdat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met een besluit van 3 januari 2023 volledig aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen. Appellant heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld zonder zitting, conform artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Raad overweegt dat op grond van artikel 8:75a van de Awb het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv niet terecht een wegingsfactor van 0,25 (‘zeer licht’) heeft voorgesteld voor de proceskosten, aangezien er wel degelijk een inhoudelijk hoger beroepschrift is ingediend. De Raad heeft de proceskosten begroot op € 2.721,- voor verleende rechtsbijstand en heeft bepaald dat het Uwv ook het door appellant betaalde griffierecht van € 186,- moet vergoeden.
De uitspraak is gedaan door J.D. Streefkerk, in tegenwoordigheid van griffier S. Pouw, en is openbaar uitgesproken op 12 februari 2025.