ECLI:NL:CRVB:2025:229

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
24/898 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken beroepsgronden

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellant niet heeft voldaan aan de vereiste om gronden voor het hoger beroep in te dienen. Ondanks herhaalde mogelijkheden en uitstel om deze gronden in te dienen, heeft appellant geen beroepschrift ingediend dat aan de eisen voldoet. De Raad heeft appellant meerdere keren in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen, maar zonder resultaat. De Raad heeft geen verontschuldigbare redenen voor het verzuim van appellant vastgesteld. Op 30 januari 2025 heeft de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellant niet tijdig de benodigde gronden heeft ingediend. De uitspraak is gedaan door Y. Sneevliet, in tegenwoordigheid van griffier A. Giesen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en belanghebbenden kunnen binnen zes weken na verzending van de uitspraak verzet aantekenen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 30 januari 2025
24/898 AW, 24/899 AW en 24/901 AW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
5 maart 2024, 19/2914, 19/2915 en 19/4006
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
Staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst (staatssecretaris)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep. [1]
Het ingediende beroepschrift bevat geen gronden.
Bij brief van 7 juni 2024 is appellant in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen en schriftelijk aan te geven waarom hij het niet met de uitspraak eens is.
Bij brief van 4 juli 2024 heeft appellant de Raad verzocht om uitstel te verlenen voor het indienen van de gronden in verband met het aanstellen van een advocaat. De Raad heeft dit uitstel verleend bij brief van 12 juli 2024 en de termijn voor het indienen van de beroepsgronden verlengd tot en met 23 juli 2024.
Appellant heeft bij brief van 18 juli 2024 nogmaals om uitstel verzocht voor het indienen van de beroepsgronden. Bij aangetekende brief van 30 juli 2024 heeft de Raad opnieuw uitstel verleend, onder de mededeling dat nader uitstel niet verleend zal worden. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en is appellant erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg kan hebben dat de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld.
Via e-mailbericht van 26 augustus 2024 heeft appellant opnieuw verzocht om uitstel in verband met een spoedopname van zijn moeder in het ziekenhuis. Bij aangetekende brief van 29 augustus 2024 heeft de Raad aan appellant nogmaals uitstel verleend, opnieuw onder de mededeling dat nader uitstel niet verleend zal worden. Daarbij is weer een termijn van vier weken gesteld en is appellant er ook weer op gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg kan hebben dat de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld.
Appellant heeft de Raad vervolgens via een e-mailbericht van 26 september 2024 voor een vierde keer verzocht om uitstel te verlenen voor het indienen van de gronden in verband met een eiswijziging in hoger beroep waarvoor volgens appellant aanvullend feitenonderzoek benodigd is. De Raad heeft dit uitstel verleend bij brief van 24 oktober 2024 en de termijn voor het indienen van de beroepsgronden verlengd tot en met 21 november 2024. Daarbij is appellant er nogmaals op gewezen dat nader uitstel niet verleend zal worden.
Via een e-mailbericht van 21 november 2024 heeft appellant de Raad opnieuw om uitstel verzocht, in verband met mogelijk nieuwe stukken voor het beroepschrift. Bij aangetekende brief van 27 december 2024 heeft de Raad dit verzoek afgewezen en appellant erop gewezen dat hij binnen twee weken na de datum van deze brief alsnog de gronden moet indienen.
Daarbijis expliciet vermeld dat appellant kan volstaan met het indienen van enige gronden en dat hij dan tot tien dagen voor de zitting nog nadere stukken en aanvullende gronden kan indienen. Ook is opnieuw benadrukt dat als appellant de gronden niet tijdig indient, dit tot gevolg kan hebben dat het hoger beroep niet inhoudelijk wordt behandeld.
Ondanks de afwijzing van zijn laatste verzoek, heeft appellant via een e-mailbericht van 7 januari 2025 een (nieuw) verzoek om uitstel gedaan voor het indienen van de beroepsgronden. Dit omdat er een nieuw getuigenverhoor is. Per e-mailbericht van
9januari 2025 heeft de Raad dit nieuwe verzoek afgewezen en te kennen gegeven geen aanleiding te zien om de afwijzing van het vorige verzoek niet te handhaven, omdat appellant al meerdere malen in de gelegenheid is gesteld de ontbrekende gronden in te dienen. Appellant dient dus binnen de termijn, als bedoeld in de aangetekende brief van
27december 2024, de gronden in te dienen. Daarbij is er nogmaals op gewezen dat volstaan kan worden met een globale omschrijving waarom appellant het niet eens is met het oordeel van de rechtbank.
De Raad heeft verder niets meer van appellant vernomen en heeft ook geen gronden ontvangen. Niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door Y. Sneevliet, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2025.
(getekend) Y. Sneevliet
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

Voetnoten

1.Artikel 6:24 van de Awb.