ECLI:NL:CRVB:2025:22
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante en geschiktheid van geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante, vastgesteld door het Uwv op 45,60% per 6 juli 2020. Appellante is van mening dat zij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen en dat zij niet in staat is de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 10 oktober 2024, waarbij appellante werd bijgestaan door haar partner en het Uwv vertegenwoordigd was door mr. R.E.J.P.M. Rutten. De Raad oordeelt dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht heeft vastgesteld. De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad volgt dit oordeel. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en dat de geselecteerde functies voor appellante geschikt zijn. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, wat betekent dat de toekenning van de WIA-uitkering aan appellante in stand blijft.