Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellante een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante heeft zich op 5 januari 2021 gemeld met toegenomen klachten, maar het Uwv oordeelde dat er geen toegenomen beperkingen waren uit dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na de beëindiging van haar WIA-uitkering op 21 februari 2018. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die eerder het beroep van appellante ongegrond verklaarde. De Raad oordeelt dat de deskundige, die door de rechtbank was ingeschakeld, zorgvuldig heeft onderzocht en geconcludeerd dat er geen nieuwe medische feiten zijn die wijzen op toegenomen beperkingen. Appellante had eerder een WGA-uitkering, maar deze werd beëindigd omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De Raad volgt de deskundige in haar oordeel dat de beperkingen van appellante niet zijn toegenomen en dat de FML van 16 januari 2019 nog steeds van toepassing is. De Raad wijst het verzoek van appellante om een nieuwe deskundige te benoemen af, omdat er geen twijfel bestaat over de eerdere medische beoordeling. De uitspraak bevestigt de weigering van de WIA-uitkering en wijst het verzoek om schadevergoeding af.