ECLI:NL:CRVB:2025:1871

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 december 2025
Publicatiedatum
18 december 2025
Zaaknummer
23/668 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding in WIA-zaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. M.B. van Voorthuizen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Op 21 september 2023 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij aan appellante met terugwerkende kracht een WIA-uitkering is toegekend. Appellante heeft hierop een zienswijze gegeven en nadere stukken ingediend. De zitting vond plaats op 11 april 2024, waar mr. Van Voorthuizen voor appellante verscheen en het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. L.J.M.M. de Poel. Na een schorsing van het onderzoek heeft het Uwv op 1 juli 2025 een nieuwe beslissing genomen, waarbij een IVA-uitkering werd toegekend. Appellante trok haar hoger beroep in en verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten en schadevergoeding. De Raad heeft de proceskosten begroot op € 4.535,- en de kosten voor het rapport van Gerritze Medisch Advies op € 1.666,78. Daarnaast werd het verzoek om vergoeding van wettelijke rente over de na te betalen uitkering toegewezen. De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de wettelijke rente, de proceskosten en het griffierecht van € 186,-. De uitspraak werd gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van D.M.A. van de Geijn, op 18 december 2025.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 januari 2023, 22/2701 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 18 december 2025
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.B. van Voorthuizen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Op 21 september 2023 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen waarbij aan appellante met ingang van 1 april 2021 alsnog een WIA-uitkering is toegekend.
Appellante heeft een zienswijze gegeven op dit besluit.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 april 2024. Voor appellante is mr. Van Voorthuizen verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.J.M.M. de Poel.
Het onderzoek ter zitting is geschorst. Vervolgens heeft het Uwv een nader rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ingebracht. Appellante heeft hierop gereageerd.
Het Uwv heeft op 1 juli 2025 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij aan appellante per 1 april 2021 een IVA-uitkering wordt toegekend.
Appellante heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten. Appellante heeft tevens verzocht het Uwv te veroordelen in de door haar geleden schade, bestaande uit wettelijke rente over de na te betalen uitkering.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Op grond van artikel 8:88, aanhef en onder a, van de Awb is de bestuursrechter bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van de schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van een onrechtmatig besluit.
Appellante heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 1 juli 2025 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
Bij de gewijzigde beslissing op bezwaar van 21 september 2023 heeft het Uwv de kosten van bezwaar vergoed. Dit betekent dat de Raad alleen hoeft te oordelen over de kosten die appellante in verband met haar beroep en hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze proceskosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 1.814,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,-) en € 2.721,- in hoger beroep (1 punt voor het hoger beroepschrift, 0,5 punt voor zienwijze op de gewijzigde beslissing op bezwaar van 21 september 2023, 0,5 punt voor een nadere reactie en 1 punt voor verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,-). Totaal € 4.535,-.
Daarnaast komen de kosten die appellante gemaakt heeft voor het laten opmaken van het rapport van Gerritze Medisch Advies tot een bedrag van in totaal € 1.666,78 (inclusief btw) voor vergoeding in aanmerking.
Het verzoek het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering wordt toegewezen. Voor de wijze waarop het Uwv de rente dient te berekenen word verwezen naar de uitspraak van de Raad van 25 januari 2012. [1]
Ook dient het Uwv het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de wettelijke rente als hiervoor is weergegeven;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 6.201,78;
- bepaalt dat het Uwv het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 186,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van D.M.A. van de Geijn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 december 2025.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) D.M.A. van de Geijn

Voetnoten

1.CRvB 15 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1958.