ECLI:NL:CRVB:2025:1859

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 december 2025
Publicatiedatum
17 december 2025
Zaaknummer
23/2317 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. J.I.T. Sopacua, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg. De rechtbank had op 26 juni 2023 uitspraak gedaan in de zaken 22/1903 en 22/1904. Tijdens de procedure heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een verweerschrift ingediend en is er een tussenuitspraak gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 18 april 2024, waarin het toetsingskader bij herzienings- en/of terugvorderingsbesluiten werd besproken. Op 28 maart 2025 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Hierop heeft appellant het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het Uwv veroordeeld kan worden in de proceskosten, omdat het bestuursorgaan geheel aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen. De proceskosten zijn begroot op € 3.174,50, inclusief de kosten voor zowel de behandeling in beroep als in hoger beroep. Daarnaast is het Uwv verplicht om het door appellant betaalde griffierecht van € 236,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in aanwezigheid van griffier H.A. Baars, en is openbaar uitgesproken op 17 december 2025.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 26 juni 2023, 22/1903 en 22/1904 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

Datum uitspraak: 17 december 2025PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. J.I.T. Sopacua, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft partijen naar aanleiding van zijn tussenuitspraak van 18 april 2024 over het toetsingskader bij herzienings- en/of terugvorderingsbesluiten in de gelegenheid gesteld de Raad te informeren of de uitspraak volgens hen gevolgen heeft voor deze zaak.
Het Uwv heeft een reactie ingezonden.
De Raad heeft appellant nadere vragen gesteld. Appellant heeft een reactie ingediend.
Het Uwv heeft op 28 maart 2025 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 28 maart 2025 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
Het Uwv wordt veroordeeld in de proceskosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. In de gewijzigde beslissing op bezwaar van 28 maart 2025 zijn de kosten in bezwaar al vergoed. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), begroot op € 1.814,- in beroep (1 punt voor het ingediende beroepschrift en 1 punt voor de aanwezigheid op de zitting bij de rechtbank) en € 1.360,50 in hoger beroep (1 punt voor het ingediende hoger beroepschrift en 0,5 punt voor de nadere reactie). Totaal € 3.174,50. Hierbij is sprake van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Bpb.
Ook dient het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 3.174,50;
  • bepaalt dat het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 236,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander in tegenwoordigheid van H.A. Baars als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 december 2025.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) H.A. Baars