2.2.Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv op toereikende wijze gemotiveerd dat de functies productiemedewerker industrie, assemblagemedewerker en wikkelaar passend zijn met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen van appellante in de aangepaste FML. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft er in een rapport van 18 maart 2024 op gewezen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangegeven dat appellante licht beperkt is op ‘langdurig’ zitten en dat zij vanwege oedeemvorming in haar been na een uur zitten even dient te kunnen staan of lopen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook geadviseerd dat appellante tijdens het zitten de knie kan strekken, ‘dus niet continu gebogen’. De verzekeringsarts heeft geen bijzondere voorwaarden gesteld voor de mogelijkheid van ‘vertreden’, enkel dat ‘als er één uur aaneen is gezeten, er even moet worden gestaan of gelopen’. Uit de definitie van de ‘duur van zitten aaneen’ volgt niet dat er een minimumduur is van activiteiten om dat ‘zitten aaneen’ te onderbreken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet onredelijk is dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ervan uitgaat dat dat niet anders wordt doordat er in deze functies meermaals (zoals twee keer 30 minuten aaneen) wordt gezeten. Steeds wordt het ‘zitten aaneen’ na die periode beëindigd, overeenkomstig de definitie van de ‘duur van zitten aaneen’, door te staan en lopen. Ten aanzien van de functie productiemedewerker industrie heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep er in het rapport van 18 maart 2024 op gewezen dat appellante ook tijdens het zitten ‘af en toe’ kan gaan staan om de benen te strekken. De arbeidskundige bezwaar en beroep heeft er ook op gewezen dat uit het Resultaat functiebeoordeling volgt dat het mogelijk is om de knie onder de werktafel naar eigen inzicht te buigen of te strekken door voor op de stoel te gaan zitten. Dit vindt de rechtbank niet onbegrijpelijk. De rechtbank heeft de beoordeling van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ook niet onbegrijpelijk geacht waar het gaat om de voetpedaalbediening in de functie wikkelaar. In het rapport van 18 maart 2024 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep opgemerkt dat de functie zittend wordt uitgevoerd, zodat er geen belemmering bestaat om met de ene voet een pedaal te bedienen en het andere been te strekken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op goede gronden naar voren gebracht dat de stelling van appellante dat dat niet mogelijk is, omdat sprake zou zijn van een standbeen, niet wordt gevolgd gelet op de omstandigheid dat de functie zittend wordt uitgeoefend. De functie inpakker is naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte ten grondslag gelegd aan de vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspercentage. Het standpunt van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, dat appellante ‘bij de zittende werkzaamheden’ onder de lopende band de knie naar eigen inzicht kan buigen of strekken door voor op de stoel ‘te gaan zitten’ en het been schuin naar beneden te strekken, is volgens de rechtbank onbegrijpelijk. In het licht van het feit dat een werkgever slechts heeft aangegeven dat de werkzaamheden op een ‘hoge kruk’ kunnen worden uitgevoerd, getuigt de beoordeling van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep naar het oordeel van de rechtbank in zoverre dan ook niet van de vereiste mate van zorgvuldigheid bij de vaststelling of deze functie voldoet aan de beperkingen en bekwaamheden van appellante uit de aangepaste FML. De rechtbank heeft daarom de bestreden besluiten vernietigd voor zover daarbij het arbeidsongeschiktheidspercentage van appellante is gebaseerd op de geselecteerde functie inpakker.
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens en heeft tegen die uitspraak aangevoerd dat de rechtbank te eenvoudig haar uitgebreide beroep, aanvullingen en overlegde medische stukken heeft gepasseerd. Appellante meent dat meer functies dienen te vervallen als zijnde niet passend. Appellante stelt zich op het standpunt dat het Uwv onvoldoende passende functies heeft geduid om haar ZW-uitkering met ingang van 24 april 2023 te beëindigen en dat zij vervolgens wel de wachttijd voor de WIA heeft volbracht op 29 mei 2023.
4. Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft het Uwv op 11 april 2025 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen (bestreden besluit 3) waarin het bezwaar van appellante opnieuw ongegrond is verklaard. Aan bestreden besluit 3 ligt een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 12 februari 2025 ten grondslag. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat appellante zowel met als zonder gebruikmaking van de functie inpakker meer dan 65% van het maatmaninkomen kan verdienen.
5. In reactie op bestreden besluit 2 heeft appellante aangevoerd dat zij van mening blijft dat haar arbeidsbeperkingen niet juist zijn vastgesteld. Een normale zithouding is door haar knie- en rugklachten niet mogelijk. Zitten met een gebogen knie is erg pijnlijk en leidt tot zwelling van de knie. Zij is daardoor niet in staat om acht uur per dag zittende werkzaamheden te verrichten. Appellante heeft in hoger beroep medische informatie van haar huisarts en een brief van 12 augustus 2025 van anesthesioloog G. Oldenbeuving GGZ in geding gebracht. Appellante heeft haar standpunt gehandhaafd dat de functies van productiemedewerker industrie, assemblagemedewerker en wikkelaar evenmin passend zijn voor haar. In deze functies worden de werkzaamheden overwegend zittend verricht, zonder voldoende vertredingsmogelijkheden. Het blijft voor appellante onduidelijk hoe zij deze werkzaamheden zittend met een gestrekt been kan verrichten. Niet is aangetoond dat zij daadwerkelijk de mogelijkheid heeft om voorop een stoel te gaan zitten en haar been schuin naar beneden onder de werktafel of lopende band te strekken. Zitten op een stoel met één been gestrekt en met de voet van het andere been een pedaal bedienen lijkt appellante niet te doen in de functie van wikkelaar.