ECLI:NL:CRVB:2025:1855
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de weigering van WIA-uitkering en verzoek om schadevergoeding
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant, die als chauffeur/assistent loods werkte, viel uit vanwege psychische klachten en ontving aanvankelijk een Ziektewet-uitkering. Na een medisch onderzoek werd hij hersteld verklaard, maar het Uwv weigerde hem een WIA-uitkering. Appellant maakte bezwaar, maar het Uwv handhaafde zijn besluit. De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellant ongegrond, maar appellant ging in hoger beroep. Tijdens de zitting op 12 maart 2025 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij aan appellant alsnog een WGA-uitkering werd toegekend, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van 72,73%. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellant gegrond. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De Raad oordeelde dat het Uwv het bestreden besluit niet langer handhaafde en dat appellant recht had op vergoeding van het griffierecht.