Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 2.267,50;
- bepaalt dat het Uwv het door appellante in hoger beroep betaalde griffierecht van € 138,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. M.I. Bal, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had op 6 juni 2024 een uitspraak gedaan in een zaak tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Na de uitspraak van de rechtbank heeft het Uwv op 24 juni 2024 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waartegen appellante beroep heeft ingesteld. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 28 mei 2025, waarbij mr. Bal voor appellante aanwezig was en het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. G.A. Vermeijden. Op 15 juli 2025 heeft het Uwv opnieuw een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Appellante heeft vervolgens het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. Het Uwv heeft zich akkoord verklaard met deze veroordeling. De Raad heeft besloten geen nadere zitting te houden en het onderzoek gesloten. De Raad oordeelt dat het Uwv in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld, omdat het Uwv met het besluit van 15 juli 2025 volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen. De proceskosten zijn begroot op € 2.267,50, en het Uwv moet ook het door appellante betaalde griffierecht van € 138,- vergoeden.