Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een Wajong-uitkering aan appellante, die op de dag dat zij 18 jaar werd, geen arbeidsvermogen zou hebben. Appellante, geboren op [geboortedatum] 2003, heeft op 23 mei 2022 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, waarbij zij aangaf te lijden aan juveniele idiopathische artritis (JIA). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft na onderzoek geconcludeerd dat appellante geen arbeidsvermogen heeft, maar dat deze situatie niet duurzaam is. Het Uwv heeft de aanvraag afgewezen, wat appellante niet kon accepteren.
De rechtbank Noord-Holland heeft het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep geoordeeld dat de rechtbank terecht het bestreden besluit van het Uwv in stand heeft gelaten. De Raad heeft vastgesteld dat appellante op de relevante datum over arbeidsvermogen beschikte, en dat de door haar aangevoerde klachten niet voldoende onderbouwd zijn. De Raad heeft de conclusies van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige gevolgd, die stelden dat appellante over basale werknemersvaardigheden beschikt en in staat is om een taak uit te voeren in een arbeidsorganisatie.
De Raad heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen en geoordeeld dat appellante geen recht heeft op een Wajong-uitkering, omdat zij niet als jonggehandicapte kan worden aangemerkt. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af.