ECLI:NL:CRVB:2025:1834
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en weigering WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige grondslagen
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het bezwaar tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW) uitkering en de weigering van een WIA-uitkering ongegrond heeft verklaard. Appellante was werkzaam als productiemedewerkster en heeft zich ziekgemeld na een ongeval op het werk. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft haar ZW-uitkering beëindigd omdat zij meer dan 65% van haar loon kan verdienen. Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens overgelegd die haar stellingen onderbouwen en heeft voornamelijk herhaald wat zij in beroep heeft aangevoerd. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank de medische beoordeling van het Uwv op zorgvuldige wijze heeft uitgevoerd en dat er geen reden is om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en laat het bestreden besluit in stand. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht.