ECLI:NL:CRVB:2025:1786
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid met zorgvuldige medische en arbeidskundige onderbouwing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 december 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die na een ernstig bedrijfsongeval ziek is geworden, stelde dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen en dat hij niet in staat is om de door het Uwv geselecteerde functies te vervullen. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 6 december 2023, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat. Het Uwv werd vertegenwoordigd door een andere advocaat. De Raad heeft een onafhankelijk deskundige, verzekeringsarts F.J. Perquin, benoemd om de medische situatie van appellant te beoordelen. Perquin concludeerde dat de FML van het Uwv voldoende rekening hield met de beperkingen van appellant en dat er geen grond was voor een urenbeperking. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had besloten om geen WIA-uitkering toe te kennen, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. Appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten omdat het hoger beroep niet slaagde.