ECLI:NL:CRVB:2025:1784

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 december 2025
Publicatiedatum
3 december 2025
Zaaknummer
24/1940 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de weigering van het Uwv om een WIA-uitkering toe te kennen aan appellante, die minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Appellante heeft zich op 3 juni 2020 ziekgemeld en heeft een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat appellante lijdt aan chronische medische klachten, maar dat zij niet meer dan 35% arbeidsongeschikt is. Het Uwv heeft op basis van rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen geconcludeerd dat de geselecteerde functies passend zijn voor appellante. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak geoordeeld dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest, maar dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de geselecteerde functies passend zijn. Na herstel van dit gebrek door het Uwv, heeft de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak bevestigd, waarbij is geoordeeld dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige voldoende hebben gemotiveerd dat de geselecteerde functies geschikt zijn voor appellante, ondanks haar beperkingen. De Raad heeft geen aanleiding gezien om aan de rapporten van de arbeidsdeskundige te twijfelen en heeft het hoger beroep van appellante afgewezen.

Uitspraak

24/1940 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 8 juli 2024, 23/803 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 3 december 2025
SAMENVATTING
Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv de WIA-uitkering per 1 juli 2022 terecht heeft geweigerd omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De Raad beantwoordt die vraag bevestigend.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. I.T.F. van den Heuvel, advocaat, hoger beroep ingesteld en een rapport van 16 augustus 2024 van medisch adviseur J.F.G.M. Thissen (Thissen) van Medadvis ingestuurd.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens heeft het Uwv rapporten ingestuurd van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 13 mei 2025 en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 14 mei 2025.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2025. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van den Heuvel. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J.H.H. Fuchs.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1.1.
Appellante, die werkzaam was als verzorgende IG voor 24 uur per week, heeft zich op 3 juni 2020 ziekgemeld. Nadat zij een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft gedaan, heeft een verzekeringsarts haar op spreekuur gezien. Deze arts heeft in zijn rapport van 28 juni 2022 vastgesteld dat sprake is van chronische medische klachten waarvoor geen curatieve behandelopties open staan. Daardoor zijn de duurbelastbaarheid en schouderbelastende activiteiten die gepaard gaan met krachtzetting beperkt. Hij heeft de beperkingen van appellante neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 28 juni 2022.
1.2.
De arbeidsdeskundige heeft in zijn rapport van 5 juli 2022 vastgesteld dat appellante niet geschikt is voor haar eigen werk als verzorgende IG. Hij heeft vervolgens vijf functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen de mate van arbeidsongeschiktheid berekend op 32,65%.
1.3.
Bij besluit van 6 juli 2022 heeft het Uwv geweigerd aan appellante met ingang van 1 juli 2022 een WIA-uitkering toe te kennen omdat zij met ingang van die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
1.4.
Bij besluit van 2 februari 2023 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 6 juli 2022 ongegrond verklaard. Daaraan liggen ten grondslag rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 26 januari 2023 en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 1 februari 2023. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de beperkingen (reiken en tillen) aangescherpt in de FML van 1 februari 2023. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de geselecteerde functies met inachtneming van de aangescherpte FML geschikt bevonden.
Tussenuitspraak van de rechtbank
2.1.
Bij tussenuitspraak van 20 februari 2024 heeft de rechtbank geoordeeld dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest en dat de beperkingen van appellante niet zijn onderschat. Appellante heeft in de procedure voldoende ruimte gehad om medische stukken in te dienen, wat zij ook heeft gedaan door een rapport van medisch adviseur Thissen van 11 mei 2023 in te sturen. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat het Uwv de belastbaarheid van appellante niet onjuist heeft ingeschat. De verzekeringsartsen hebben rekening gehouden met de schouderklachten. Naar aanleiding van het in beroep ingebrachte rapport van Thissen van 11 mei 2023 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een aangescherpte FML van 5 juli 2023 vastgesteld. De door appellante voorgestane urenbeperking omdat het belangrijk is dat zij van haar werkzaamheden kan herstellen, is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgens de rechtbank terecht niet aangenomen. Thissen heeft namelijk betoogd dat een urenbeperking zou moeten worden aangenomen als appellante werkzaamheden moet doen die haar belastbaarheid overschrijden en daarvan is geen sprake.
2.2.
Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de geselecteerde functies passend zijn. In zoverre kleeft er dus een gebrek aan het bestreden besluit. Zo is in de rapporten van de arbeidsdeskundigen en in de toelichtingen bij de signaleringen onvoldoende gemotiveerd dat er rekening is gehouden met het feit dat appellante haar rechterarm maar zeer beperkt kan gebruiken en dus de functies zal moeten verrichten met voornamelijk (maar niet uitsluitend) haar linkerarm. Daarbij heeft de rechtbank geoordeeld dat op dit punt een nadere beschouwing van de arbeidsdeskundige nodig is, in samenspraak met de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Uitspraak van de rechtbank
2.3.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep met zijn rapport van 7 maart 2024 het gebrek heeft hersteld. De arbeidsdeskundige heeft toegelicht op welke manier het links-/rechtsverschil een rol kan spelen bij het uitvoeren van de geselecteerde functies en wat dit betekent voor de passendheid van deze functies. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft één van de eerder geselecteerde functies laten vervallen en drie nieuwe functies geselecteerd. De rechtbank heeft de toelichting van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gevolgd dat de later geselecteerde functies, rekening houdend met het links-/rechtsverschil, passend zijn. Deze arbeidsdeskundige heeft gemotiveerd dat handelingen in deze functies eenhandig gedaan kunnen worden en dat de frequentie van reikbewegingen bij het eenhandig uitvoeren daarvan niet verdubbelt. De arbeidsdeskundige heeft de signaleringen toegelicht en overlegd met de verzekeringsarts bezwaar en beroep, waarbij is geconstateerd dat geen sprake is van een ontoelaatbare overschrijding van de belastbaarheid. Over de functie van baliemedewerker (SBC-code 315150) heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gemeld dat het werken met een toetsenbord de belastbaarheid van appellante niet overschrijdt. Bij een ergonomisch goede houding worden de schouders beperkt belast en kan ook voor een eenhandig te bedienen toetsenbord worden gekozen. In het Resultaat functiebeoordeling van deze functie is vermeld dat thuiswerken mogelijk is, dat twee dagen per week op kantoor wordt gewerkt en dat één keer per twee weken op een andere vestiging wordt gewerkt. Een rijbewijs is voor deze functie niet vereist. Appellante is verder ook niet beperkt om auto te rijden of het openbaar vervoer te gebruiken. Dit betekent dat de functie passend is. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de passendheid van de andere functies ook voldoende gemotiveerd in zijn rapporten, waaronder het laatste rapport van 12 juni 2024 . Daarbij is ook van belang dat appellante niet beperkt is om auto te rijden, het openbaar vervoer te gebruiken of te schrijven. De arbeidsdeskundige heeft voldoende rekening gehouden met de beperkingen die wel zijn aangenomen, alsmede het links-/rechtsverschil van appellante. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid van de rapporten van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep te twijfelen.
2.4.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 29,04. Dat betekent dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dat het Uwv de WIA-aanvraag op goede gronden heeft afgewezen.
2.5.
De rechtbank heeft het beroep gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Omdat het gebrek door het Uwv is hersteld en het bestreden besluit alsnog van een toereikende motivering is voorzien, heeft de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellante
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep herhaald wat zij in beroep heeft aangevoerd. Onder verwijzing naar het aanvullende rapport van medisch adviseur Thissen van 16 augustus 2024 heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de in beroep aangescherpte FML van 5 juli 2023 niet correct is. De geselecteerde functies zijn niet passend, onder meer omdat geen sprake is van een eigen volledig aangepaste werkplek.
Het standpunt van het Uwv
3.2.
Het Uwv heeft een bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit. Het Uwv heeft verwezen naar de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 13 mei 2025 en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 14 mei 2025.

Het oordeel van de Raad

4.1.
In geschil is of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante in de zin van de Wet WIA met ingang van 1 juli 2022 terecht heeft vastgesteld op minder dan 35%.
4.2.
Met de rechtbank wordt geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 5 juli 2023 voldoende heeft gemotiveerd dat en waarom hij de beperkingen in beroep in de FML van 5 juli 2023 overeenkomstig het rapport van Thissen van 11 mei 2023 heeft aangescherpt en waarom hij geen urenbeperking heeft aangenomen. In hoger beroep heeft deze verzekeringsarts in zijn rapport van 13 mei 2025 navolgbaar uiteengezet waarom het aanvullende rapport van Thissen van 16 augustus 2024 hem geen aanleiding heeft gegeven om zwaardere beperkingen aan te nemen. Er is bij appellante sprake van chronische schouderklachten bij een redelijke en stabiele schouderfunctie, waarvoor in de FML van 5 juli 2023 forse beperkingen zijn opgenomen. Ook heeft hij over de geselecteerde functies opgemerkt dat een moderne kantooromgeving moet voldoen aan de gebruikelijke ergonomische standaarden. Dat houdt bijvoorbeeld in dat een bureau en een bureaustoel eenvoudig aan de lichaamsmaten van iedere medewerker moeten kunnen worden aangepast. In hoogte verstelbare stoelen (met verstelbare armleuningen) en werkbladen horen standaard aanwezig te zijn. Het is juist de taak van een arbodienst om hier de nadruk op te leggen. Het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt gevolgd.
4.3.
Ook wordt de rechtbank gevolgd in haar oordeel dat de in beroep geselecteerde functies passend zijn. Daaraan wordt nog toegevoegd dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport van 14 mei 2025 gemotiveerd heeft dat het aanvullende rapport van Thissen van 16 augustus 2024 geen nieuwe informatie bevat en hij daar al eerder in zijn rapport van 12 juni 2024 op heeft gereageerd.

Conclusie en gevolgen

5. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak – voor zover aangevochten – niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van H.A. Baars als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 december 2025.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) H.A. Baars