1.2.Bij besluit van 26 oktober 2023 (bestreden besluit) heeft het Uwv het hiertegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Hieraan liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de FML uitgebreid met de toelichting dat staan en lopen samen niet meer dan vier uur op een werkdag mogen voorkomen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat de gewijzigde FML van 23 oktober 2023 geen invloed heeft op de geschiktheid van de geselecteerde functies.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Omdat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep aanvullend in beroep nog de functies van productiemedewerker industrie (SBCcode 111180) en procesoperator voedingsmiddelenindustrie (SBC-code 271121) heeft geduid, heeft de rechtbank het bestreden besluit niet deugdelijk gemotiveerd, en in zoverre in strijd met het eerste lid van artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), geacht. De rechtbank heeft niet aannemelijk geacht dat appellant hierdoor is benadeeld en zij heeft dit gebrek daarom onder toepassing van artikel 6:22 van de Awb gepasseerd. De rechtbank heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant en bepaald dat het Uwv het door appellant betaalde griffierecht dient te vergoeden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het medisch onderzoek door het Uwv op zorgvuldige wijze plaatsgevonden. Hiertoe is overwogen dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gebaseerd op dossieronderzoek, anamnese, psychisch onderzoek door een geregistreerd verzekeringsarts, het gestelde in het bezwaarschrift, medische informatie afkomstig van de behandeld sector en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Dat appellant niet fysiek is gezien door de verzekeringsarts bezwaar en beroep doet daar niet af, omdat appellant wel op het spreekuur is geweest bij de primaire verzekeringsarts. De rechtbank heeft geen reden gezien om het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist te achten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is bekend met de fysieke klachten van appellant als gevolg van een herniaoperatie in 2014 en heeft daarover inzichtelijk gerapporteerd. Ook is hij bekend met de hand- en vingerpijnklachten. Gelet op de beschikbare medische gegevens heeft de rechtbank geen reden gezien voor het oordeel dat de medische beperkingen van appellant, zoals die uiteindelijk zijn vastgelegd in de FML van 23 oktober 2023, niet correct zijn vastgesteld. De door appellant ingebrachte brief van zijn huisarts kan naar het oordeel van de rechtbank niet tot een andere beoordeling leiden. Hieruit blijkt niet een wezenlijk ander beeld dan wat bij het Uwv al over appellant bekend is. Omdat de rechtbank niet aan het medisch oordeel van het Uwv heeft getwijfeld, heeft zij geen reden gezien om een deskundige in te schakelen. Uitgaande van de juistheid van de FML van 23 oktober 2023 heeft het Uwv, naar het oordeel van de rechtbank, inzichtelijk gemotiveerd waarom de geselecteerde functies in medisch opzicht passend zijn voor appellant. In het rapport van 11 september 2024 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zijn standpunt nader toegelicht dat de functie van archiefmedewerker geschikt is omdat er voor de verslaglegging gebruik kan worden gemaakt van spraakherkenning. Die optie zit standaard in Microsoft Word en anders mag van een werkgever worden verwacht dat hij dit faciliteert. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft aanvullend nog de functies van productiemedewerker industrie en procesoperator voedingsmiddelenindustrie geduid. Met deze functies wordt het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 28,75%.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant kan zich niet verenigen met het oordeel van de rechtbank, dat het bestreden besluit is gebaseerd op een zorgvuldig onderzoek. Appellant kampt met lichamelijke klachten, waarvoor medische informatie beschikbaar is, maar hij is tijdens het spreekuur van de primaire verzekeringsarts niet lichamelijk onderzocht en in bezwaar slechts via een beeldverbinding gezien. Omdat bij appellant in primo en in bezwaar geen onderzoek is verricht naar de knieklachten, hadden eventuele onduidelijkheden over de medische situatie van appellant op de datum in geding niet ten nadele van appellant mogen komen. Appellant heeft aangevoerd dat een urenbeperking geïndiceerd is, omdat dit blijkt uit zijn dagverhaal. Appellant heeft overdag structurele rustmomenten nodig, omdat hij in de nacht niet voldoende energie kan vergaren om zijn dag door te komen. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft appellant ten slotte nog een expertise ingebracht van drs. E.C. van der Eijk, verzekeringsarts - medisch adviseur.
Het standpunt van het Uwv
4. Het Uwv heeft verzocht om de aangevallen uitspraak te bevestigen.