Uitspraak
PROCESVERLOOP
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. S. Aarsman, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 november 2023. Het hoger beroep was gericht tegen de beslissing van de rechtbank in een WIA-zaak. Tijdens de zitting op 21 augustus 2024 heeft het Uwv, vertegenwoordigd door mr. I.L.M. Dunselman, een verweerschrift ingediend. Na de zitting heeft de Raad het onderzoek heropend en vragen gesteld aan het Uwv, waarop het Uwv nadere stukken heeft ingediend. Appellante heeft op 3 maart 2025 gereageerd op deze stukken. Op 3 juli 2025 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarna appellante op 6 augustus 2025 het hoger beroep heeft ingetrokken. Appellante heeft verzocht om een proceskostenveroordeling voor de kosten die zij heeft gemaakt in verband met het beroep en het hoger beroep. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv volledig aan appellante is tegemoetgekomen en heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten tot een totaalbedrag van € 4.125,41, inclusief vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier, en is openbaar uitgesproken op 3 december 2025.