ECLI:NL:CRVB:2025:1763

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 december 2025
Publicatiedatum
2 december 2025
Zaaknummer
24/1140 ZW-W2
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om wraking van de behandelend rechter in hoger beroep tegen uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland

In deze zaak heeft verzoekster hoger beroep ingesteld tegen zes uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland in gedingen met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Op 26 september 2025 diende verzoekster een verzoek om wraking in tegen de behandelend rechter W.R. van der Velde. Dit verzoek werd op 7 november 2025 door de wrakingskamer afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 november 2025 uitspraak gedaan in de zaken 24/1140 ZW, 24/1674 ZW, 24/1675 ZW, 24/1676 ZW en 24/1678 ZW, terwijl er nog geen uitspraak was gedaan in de zaak 25/1671 ONBEK. Op 24 november 2025 diende verzoekster opnieuw een verzoek om wraking in. De Raad oordeelt dat verzoekster misbruik maakt van de mogelijkheid om wrakingsverzoeken in te dienen, aangezien het nieuwe verzoek in essentie een herhaling is van het eerdere verzoek. De Raad besluit dat het verzoek om wraking van 24 november 2025 niet in behandeling wordt genomen en dat een volgend verzoek om wraking in deze zaken niet in behandeling zal worden genomen, conform artikel 8:18, vierde lid, van de Awb. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
Datum beslissing: 1 december 2025

PROCESVERLOOP

Verzoekster heeft hoger beroep ingesteld tegen zes uitspraken van (de voorzieningenrechter van) de rechtbank Noord-Nederland in gedingen tussen verzoekster en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Op 26 september 2025 heeft verzoekster een verzoek om wraking ingediend van W.R. van der Velde (behandelend rechter). Bij beslissing van 7 november 2025 [1] heeft de wrakingskamer dit verzoek afgewezen.
De Raad heeft op 19 november 2025 uitspraak gedaan op het hoger beroep in de zaken 24/1140 ZW, 24/1674 ZW, 24/1675 ZW, 24/1676 ZW en 24/1678 ZW. Op het hoger beroep in de zaak 25/1671 ONBEK is nog geen uitspraak gedaan.
Op 24 november 2025 heeft verzoekster opnieuw verzocht om wraking.

OVERWEGINGEN

1. De regels uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022 (Regeling) die voor de beoordeling van de verzoeken om wraking belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze beslissing. De bijlage maakt deel uit van de beslissing.
2. Verzoekster heeft aan haar verzoek om wraking ten grondslag gelegd dat zij de eerste brief in verband met ziekte niet tijdig heeft kunnen ophalen en dat deze is teruggestuurd. Verder is het eerdere verzoek om wraking volgens verzoekster niet correct opgepakt. Verzoekster heeft verwezen naar het eerdere wrakingsverzoek en gesteld dat de wrakingskamer daaraan voorbijgaat. Zij heeft het niet over het stellen van kritische vragen. De behandelend rechter was volgens verzoekster niet bij zinnen.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
Tegen een beslissing op een verzoek om wraking staat geen rechtsmiddel open. In wat verzoekster schrijft in haar verzoek van 24 november 2025 ziet de Raad geen aanleiding voor vervallenverklaring van zijn beslissing van 7 november 2025.
3.2.
Als verzoekster haar verzoek van 24 november 2025 heeft bedoeld als nieuw wrakingsverzoek, wordt het met toepassing van artikel 3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Regeling buiten behandeling gelaten, voor zover het ziet op de zaken waarin inmiddels uitspraak is gedaan. Voor zover het ziet op de zaak 25/1671 ONBEK wordt het verzoek buiten behandeling gelaten, omdat het niet voldoet aan artikel 8:16, vierde lid, van de Awb en artikel 3, vierde lid, aanhef en onder d, van de Regeling. Het verzoek is in essentie een herhaling van de gronden van het eerdere wrakingsverzoek waarop al is beslist.
4. In het feit dat verzoekster voor de tweede maal en op in essentie dezelfde, in het geheel niet onderbouwde, gronden heeft verzocht om wraking van de behandelend rechter ziet de Raad aanleiding voor het oordeel dat verzoekster misbruik maakt van de mogelijkheid om wrakingsverzoeken in te dienen. Daarom wordt met toepassing van artikel 8:18, vierde lid, van de Awb bepaald dat een volgend verzoek van verzoekster om wraking in deze zaken niet in behandeling wordt genomen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- neemt het verzoek om wraking van 24 november 2025 niet in behandeling;
- bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in deze zaken niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door M.A.H. van Dalen-van Bekkum als voorzitter en L.M. Tobé en C.W.C.A. Bruggeman als leden, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 december 2025.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) M.D.F. de Moor

Bijlage

Artikel 8:15 van de Awb
Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Artikel 8:16 van de Awb
[…]
4. Een volgend verzoek om wraking van dezelfde rechter wordt niet in behandeling genomen, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.
[…]
Artikel 8:18 van de Awb
[…]
4. In geval van misbruik kan de bestuursrechter bepalen dat een volgend verzoek niet in behandeling wordt genomen. Hiervan wordt in de beslissing melding gemaakt.
[…]
Artikel 3 van de Regeling
[…]
4. De wrakingskamer kan zonder daartoe een zitting te houden beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen indien:
[…]
het is gedaan nadat in de hoofdzaak de einduitspraak openbaar is gemaakt;
[…]
het een volgend verzoek ten aanzien van hetzelfde lid of dezelfde leden betreft en geen feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden;
[…]

Voetnoten

1.CRvB 7 november 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:1619.