ECLI:NL:CRVB:2025:1619
Centrale Raad van Beroep
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om wraking in hoger beroep tegen uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft verzoekster hoger beroep ingesteld tegen zes uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland, waarbij zij betrokken was in gedingen met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Tijdens de procedure is verzoekster uitgenodigd voor een zitting bij de Centrale Raad van Beroep, waarbij haar werd meegedeeld dat W.R. van der Velde de behandelend rechter zou zijn. De zitting vond plaats op 23 september 2025, waarna verzoekster op 26 september 2025 een verzoek om wraking indiende tegen de behandelend rechter. Verzoekster stelde dat de rechter partijdig was en dat zijn gedrag niet correct was, en dat hij zich niet in haar zaken mocht mengen vanwege een 'relatiesfeer'.
De Centrale Raad van Beroep heeft het verzoek om wraking beoordeeld aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht, dat bepaalt dat een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De Raad benadrukte dat een rechter geacht wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die wijzen op vooringenomenheid. Verzoekster heeft echter geen onderbouwing gegeven voor haar stellingen, waardoor de Raad niet kon vaststellen dat er objectieve vrees voor vooringenomenheid bestond. Kritische vragen van de rechter tijdens de zitting werden niet als zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid beschouwd.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzoek om wraking afgewezen en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken op 7 november 2025.