ECLI:NL:CRVB:2025:1619

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 november 2025
Publicatiedatum
11 november 2025
Zaaknummer
24/1140 ZW-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om wraking in hoger beroep tegen uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland

In deze zaak heeft verzoekster hoger beroep ingesteld tegen zes uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland, waarbij zij betrokken was in gedingen met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Tijdens de procedure is verzoekster uitgenodigd voor een zitting bij de Centrale Raad van Beroep, waarbij haar werd meegedeeld dat W.R. van der Velde de behandelend rechter zou zijn. De zitting vond plaats op 23 september 2025, waarna verzoekster op 26 september 2025 een verzoek om wraking indiende tegen de behandelend rechter. Verzoekster stelde dat de rechter partijdig was en dat zijn gedrag niet correct was, en dat hij zich niet in haar zaken mocht mengen vanwege een 'relatiesfeer'.

De Centrale Raad van Beroep heeft het verzoek om wraking beoordeeld aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht, dat bepaalt dat een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De Raad benadrukte dat een rechter geacht wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die wijzen op vooringenomenheid. Verzoekster heeft echter geen onderbouwing gegeven voor haar stellingen, waardoor de Raad niet kon vaststellen dat er objectieve vrees voor vooringenomenheid bestond. Kritische vragen van de rechter tijdens de zitting werden niet als zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid beschouwd.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzoek om wraking afgewezen en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken op 7 november 2025.

Uitspraak

24/1140 ZW-W, 24/1674 ZW-W, 24/1675 ZW-W, 24/1676 ZW-W, 24/1678 ZW-W, 25/1671 ONBEK-W
Datum beslissing: 7 november 2025
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft hoger beroep ingesteld tegen zes uitspraken van (de voorzieningenrechter van) de rechtbank Noord-Nederland in gedingen tussen verzoekster en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Bij brieven van 27 augustus 2025 is verzoekster uitgenodigd voor de zitting bij de Raad. Daarbij is aan haar meegedeeld dat W.R. van der Velde de behandelend rechter zou zijn.
De behandeling ter zitting van de hoger beroepen heeft plaatsgevonden op 23 september 2025.
Op 26 september 2025 heeft verzoekster een verzoek om wraking ingediend.
De behandelend rechter heeft op het verzoek gereageerd en te kennen gegeven niet in de wraking te berusten.
Verzoekster en de behandelend rechter zijn uitgenodigd om te worden gehoord ter zitting van de Raad op 3 november 2025. Verzoekster is niet verschenen. De behandelend rechter is verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2. Verzoekster heeft gesteld dat de behandelend rechter partijdig is, dat zijn gedrag niet correct was en dat hij ‘relatiesfeer is’ van een ploeg die zich niet in haar zaken mag mengen.
3.1.
Bij de beoordeling van een wrakingsverzoek moet voorop staan dat een rechter op grond van zijn of haar aanstelling geacht wordt onpartijdig te zijn. Van dit uitgangspunt moet worden afgeweken als er een uitzonderlijke omstandigheid is die een zwaarwegende aanwijzing vormt voor vooringenomenheid van de rechter. De vrees voor vooringenomenheid van de rechter moet objectief gerechtvaardigd zijn.
3.2.
Verzoekster heeft geen van haar stellingen onderbouwd. Het is dan ook niet duidelijk geworden waardoor er bij verzoekster objectieve vrees voor vooringenomenheid van de behandelend rechter zou zijn kunnen ontstaan. In het verhandelde ter zitting van 23 september 2025, zoals dat blijkt uit het proces-verbaal van die zitting, zijn daarvoor geen aanknopingspunten te vinden. Voor zover verzoekster vooringenomenheid zou hebben afgeleid uit kritische vragen die de behandelend rechter aan haar ter zitting heeft gesteld, geldt het volgende. Het bepalen van het zittingsverloop, de voortgang van de zitting en de orde in de zittingszaal behoren tot de taakuitoefening van de rechter. Dat geldt ook voor het al dan niet stellen van (kritische) vragen aan partijen. Het stellen van kritische vragen vormt volgens vaste rechtspraak geen zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid van de rechter. [1]
4. Het voorgaande betekent dat het verzoek om wraking moet worden afgewezen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om wraking af.
Deze beslissing is gegeven door M.A.H. van Dalen-van Bekkum als voorzitter en L.M. Tobé en C.W.C.A. Bruggeman als leden, in tegenwoordigheid van H. Baars als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 november 2025.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) H. Baars

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van 28 april 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1417.