ECLI:NL:CRVB:2025:1760

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 november 2025
Publicatiedatum
2 december 2025
Zaaknummer
24/1365 WAJONG-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet gegrond in hoger beroep tegen uitspraak over studiefinanciering en meerinkomen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 november 2025 uitspraak gedaan in het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had op 30 april 2024 in zaaknummer 23/6590 het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. Appellante, die inkomen ontving uit een persoonsgebonden budget (pgb) voor de zorg van een familielid, had een vordering wegens meerinkomen gekregen. De Raad heeft vastgesteld dat de vaststelling van meerinkomen geen invloed heeft op het recht op studiefinanciering, maar leidt tot een zelfstandige vordering op de studerende. Het feit dat de prestatiebeurs van appellante op 6 januari 2021 is omgezet in een gift, staat niet in de weg aan het opleggen van een vordering wegens meerinkomen. De wijze waarop het inkomen uit pgb is besteed, is niet relevant voor de beoordeling van de zaak.

In het verzet is gebleken dat het griffierecht uiteindelijk op 16 mei 2025 is betaald, binnen de gestelde termijn na een betalingsherinnering. Hierdoor werd het verzet gegrond verklaard, en de eerdere uitspraak van de Raad van 18 juni 2025 verviel. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante in de verzetprocedure, begroot op € 453,50. De uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van griffier J.A. Achterberg, en is openbaar uitgesproken op 26 november 2025.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 30 april 2024, 23/6590 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 26 november 2025

PROCESVERLOOP

In de uitspraak van 18 juni 2025 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald.
Namens appellante heeft mr. M.G. Evers, advocaat, verzet gedaan.

OVERWEGINGEN

In verzet is gebleken dat na verzending van de betalingsherinnering van 28 januari 2025 aan de gemachtigde van appellante bij aangetekende brief van 25 april 2025 nogmaals een betalingsherinnering is verzonden voor betaling van het griffierecht. Daarbij is meegedeeld dat het griffierecht binnen vier weken na de datum van de brief moet zijn betaald. Het griffierecht is op 16 mei 2025 door de Raad ontvangen. Dit is binnen de in de brief van 25 april 2025 gestelde termijn.
Dit betekent dat het verzet gegrond wordt verklaard, de uitspraak van de Raad van 18 juni 2025 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante in de verzetprocedure. De kosten worden begroot op € 453,50 (0,5 punt voor het indienen van het verzetschrift, met een waarde per punt van € 907,-).

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
  • verklaart het verzet gegrond;
  • veroordeelt het Uwv in de kosten van het verzet van appellante tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree in tegenwoordigheid van J.A. Achterberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 november 2025.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) J.A. Achterberg