ECLI:NL:CRVB:2025:1755
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken beroepsgronden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 november 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door mr. E.B. Jobse, advocaat van de appellant. De Centrale Raad oordeelde dat het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte, wat in strijd is met artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De gemachtigde van de appellant kreeg meerdere kansen om dit verzuim te herstellen, maar heeft deze kansen ongebruikt laten verlopen. De Raad heeft op 1 september 2025 een uitstel ontvangen van de gemachtigde, maar zonder opgave van redenen voor de vertraging. Gezien het ontbreken van beroepsgronden en het niet reageren op de geboden kansen, heeft de Centrale Raad besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en belanghebbenden kunnen binnen zes weken na verzending van het afschrift verzet aantekenen.