ECLI:NL:CRVB:2025:1742
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- H.G. Rottier
- J. Bonnema
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 november 2025 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn hoger beroep. Het hoger beroep was niet tijdig ingediend, aangezien de laatste dag voor indiening 29 juli 2024 was, terwijl het beroepschrift pas op 25 september 2024 was ontvangen. Appellant voerde in verzet aan dat er sprake was van een ernstige schending van de procesorde en dat hij niet eerlijk en onafhankelijk was behandeld. Hij had de rechtbank geïnformeerd over zijn afwezigheid in het buitenland van 1 juni 2024 tot 15 september 2024 en verzocht om zijn zaak niet in deze periode te plannen. De rechtbank had echter een zitting gepland op 30 mei 2024, de dag waarop appellant naar Tunesië vertrok. Appellant ontving de uitnodiging voor de zitting niet en de uitspraak werd later aangetekend verzonden, maar kon niet worden afgeleverd. De rechtbank had de uitspraak uiteindelijk per gewone post verzonden op 9 juli 2024. De Raad oordeelde dat appellant geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat hij niet in verzuim was. Het feit dat hij had aangegeven afwezig te zijn, betekende niet dat post niet naar hem kon worden verzonden. De Raad concludeerde dat appellant zelf verantwoordelijk was voor het niet tijdig indienen van zijn hoger beroep en verklaarde het verzet ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.