ECLI:NL:CRVB:2025:1740
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de WAO
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant, die sinds 1999 een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De Centrale Raad van Beroep heeft op 26 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerder besluit van het Uwv, waarin de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant per 11 juni 2021 was vastgesteld op 72,76%. Appellant betwistte deze vaststelling en stelde dat hij meer beperkingen had dan het Uwv had aangenomen. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit ontbrak aan een deugdelijke medische onderbouwing. De Raad volgde de conclusies van de door appellant ingeschakelde deskundigen, die stelden dat de FML van het Uwv onvoldoende rekening hield met de klachten en beperkingen van appellant. De Raad heeft het Uwv opgedragen om binnen zes weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de geconstateerde beperkingen en de noodzaak van een prikkelarme werkomgeving. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant.