ECLI:NL:CRVB:2025:1738

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 november 2025
Publicatiedatum
28 november 2025
Zaaknummer
23/2360 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en schadevergoeding in WIA-zaak

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. N. Abdalhaj, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/1849. Het hoger beroep was gericht tegen de intrekking van de WIA-uitkering van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Tijdens de procedure heeft het Uwv op 28 juli 2025 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij de arbeidsongeschiktheid van appellant werd vastgesteld op 80 tot 100% per 13 augustus 2020. Appellant heeft vervolgens het hoger beroep ingetrokken, omdat het Uwv volledig tegemoet was gekomen aan zijn bezwaren. Hij heeft echter verzocht om vergoeding van de proceskosten en schade die hij heeft geleden door de intrekking van zijn uitkering.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten van appellant moet worden veroordeeld, omdat het bestuursorgaan geheel aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen. De kosten zijn vastgesteld op € 10.275,32, inclusief de kosten voor deskundigen en het griffierecht. De Raad heeft ook bepaald dat het Uwv het door appellant betaalde griffierecht van in totaal € 186,- moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door A.I. van der Kris, in tegenwoordigheid van D. Semiz als griffier, en is openbaar uitgesproken op 26 november 2025.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 13 juli 2023, 22/1849 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
[ex-werkgever B.V.] (ex-werkgever)
Datum uitspraak: 26 november 2025

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. N. Abdalhaj hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De ex-werkgever heeft als derde-belanghebbende deelgenomen.
Op verzoek van appellant heeft prof. dr. G.F. Koerselman, psychiater, een onderzoek verricht en op 8 december 2024 een rapport uitgebracht. Ook verzekeringsarts E.C. van der Eijk heeft op verzoek van appellant een onderzoek verricht en op 30 oktober 2023 en op 13 december 2024 rapporten uitgebracht.
Het Uwv heeft op 28 juli 2025 naar aanleiding van de rapporten een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant per 13 augustus 2020 is vastgesteld op 80 tot 100%.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten. Appellant heeft daarnaast verzocht het Uwv te veroordelen in de door hem geleden schade, bestaande uit wettelijke rente over de na te betalen uitkering.
Het Uwv heeft gebruikgemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
1.2.
Op grond van artikel 8:88, aanhef en onder a, van de Awb is de bestuursrechter bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van de schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van een onrechtmatig besluit.
1.3.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met het besluit van 28 juli 2025 volledig aan zijn bezwaren is tegemoetgekomen.
1.4.
Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 1.294,- in bezwaar (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, met een waarde van € 647,- per punt), € 1.814,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde van € 907,- per punt) en € 907,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift, met een waarde van € 907,- per punt). In totaal bedragen de te vergoeden proceskosten voor verleende rechtsbijstand € 4.015,-.
1.5.
Verder heeft appellant verzocht om vergoeding van de kosten voor het inschakelen van de deskundigen. Naar het oordeel van de Raad komen deze kosten gedeeltelijk voor toewijzing in aanmerking. De kostenvergoeding voor de kosten van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht, wordt berekend conform het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Bts). Daarbij geldt een maximaal uurtarief van € 154,50 in 2024 en dient er afgerond te worden op hele en halve uren. Met het Uwv is de Raad daarom van oordeel dat de uren van psychiater Koerselman alleen voor vergoeding in aanmerking komen tegen het in het Bts vermelde uurtarief. De kosten voor het rapport van psychiater Koerselman komen in aanmerking voor een bedrag van € 2.472,-, uitgaande van 16 uren tegen het uurtarief van € 154,50. Op grond van artikel 15 van het Bts wordt dit bedrag verhoogd met de omzetbelasting van 21% die daarover is verschuldigd, zodat de vergoeding in totaal € 2.991,12 inclusief omzetbelasting bedraagt. Het Uwv heeft laten weten zich te kunnen verenigen met de door verzekeringsarts Van der Eijk gefactureerde kosten. De vergoeding van deze kosten wordt daarom vastgesteld op het gefactureerde bedrag van € 3.269,20 inclusief omzetbelasting.
1.6.
Het totale bedrag aan voor vergoeding door het Uwv in aanmerking komende proceskosten bedraagt € 10.275,32.
1.7.
Ook dient het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.
1.8.
Het Uwv heeft de wettelijke rente over de na te betalen uitkering op 1 augustus 2025 al aan appellant betaald zodat daarover geen afzonderlijk oordeel meer is vereist.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 10.275,32;
  • bepaalt dat het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 186,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door A.I. van der Kris, in tegenwoordigheid van D. Semiz als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 november 2025.

(getekend) A.I. van der Kris

(getekend) D. Semiz