ECLI:NL:CRVB:2025:1733

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 november 2025
Publicatiedatum
28 november 2025
Zaaknummer
23/3347 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning bijzondere bijstand voor slijtage- en waskosten van kleding en beddengoed en matraskosten

In deze zaak gaat het om de toekenning van bijzondere bijstand aan appellante voor slijtage- en waskosten van kleding en beddengoed, evenals voor de kosten van een matras. Appellante ontving vanaf 22 augustus 2019 bijstand op grond van de Participatiewet. Op 16 augustus 2022 diende zij een aanvraag in voor bijzondere bijstand voor slijtage- en waskosten en voor de kosten van een matras. Het college van Burgemeester en Wethouders van Rotterdam verleende bijzondere bijstand voor slijtage- en waskosten tot een bedrag van € 153,- en voor de kosten van een éénpersoons matras tot € 60,-. Appellante was het niet eens met deze bedragen en stelde dat zij recht had op een hoger bedrag, onder andere vanwege inflatie en de noodzaak van een tweepersoons matras. De rechtbank verklaarde de beroepen van appellante ongegrond, waarna zij hoger beroep instelde. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat de verleende bedragen niet toereikend waren. De Raad stelde vast dat het college de bedragen had vastgesteld op basis van een medisch advies en dat appellante niet had onderbouwd dat haar kosten hoger waren dan de vergoedingen conform het beleid. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de bestreden besluiten in stand blijven.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 27 oktober 2023, 23/3056 en 23/3289 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van Burgemeester en Wethouders van Rotterdam (college)
Datum uitspraak: 25 november 2025

SAMENVATTING

In deze zaak gaat het in de eerste plaats om de vraag of het college appellante terecht slechts € 153,- aan bijzondere bijstand heeft verleend voor slijtage- en waskosten van kleding en beddengoed. Appellante stelt dat zij op grond van het gemeentelijk beleid in aanmerking komt voor een hoger bedrag. Ook stelt zij dat de in de het beleid opgenomen bedragen ontoereikend zijn, gelet op de inflatie. Daarnaast gaat het in deze zaak om de vraag of het college appellante terecht slechts € 60,- aan bijzondere bijstand heeft verleend voor de kosten van een éénpersoons matras. Appellante stelt dat zij in aanmerking komt voor bijzondere bijstand voor de kosten van een tweepersoons matras en dat de in het beleid opgenomen bedragen ook op dit punt ontoereikend zijn. Zij krijgt geen gelijk.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. A. El Idrissi, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 14 oktober 2025. Voor appellante is mr. El Idrissi verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T. Baltus en mr. W. Breure.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante ontvangt vanaf 22 augustus 2019 bijstand op grond van de Participatiewet naar de norm voor een alleenstaande.
1.2.
Op 16 augustus 2022 heeft appellante, voor zover hier van belang, een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor slijtage- en waskosten van kleding en beddengoed en voor de kosten van een matras.
1.3.
Met een besluit van 2 december 2022, gehandhaafd bij besluit van 31 maart 2023 (bestreden besluit 1), heeft het college appellante bijzondere bijstand verleend voor slijtage- en waskosten van kleding en beddengoed tot een bedrag van € 153,-, voor de periode van 1 augustus 2022 tot 1 augustus 2023. Het college heeft hierbij verwezen naar het advies van een arts van het team Sociaal Medische Advisering van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) (medisch adviseur) van 30 mei 2022. Het college had dit advies gevraagd in het kader van een eerdere aanvraag van appellante om bijzondere bijstand voor de kosten van slijtage- en waskosten. De medisch adviseur heeft in het advies vermeld dat sprake is van een medische indicatie voor slijtage- en waskosten voor een bedrag van € 153,-, dat is 50% van categorie 3 zoals vermeld in artikel 5.1, vierde lid, van de Beleidsregels bijzondere bijstand Rotterdam 2019 (Beleidsregels). De medisch adviseur heeft een herbeoordeling over drie jaar geadviseerd.
1.4.
Met een afzonderlijk besluit van 2 december 2022, gehandhaafd bij besluit van 31 maart 2023 (bestreden besluit 2), heeft het college appellante bijzondere bijstand verleend voor de kosten van een matras tot een bedrag van € 60,-.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft, voor zover hier van belang, de beroepen tegen de bestreden besluiten 1 en 2 ongegrond verklaard en daarmee de bestreden besluiten in stand gelaten.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens, voor zover daarbij de beroepen tegen de bestreden besluiten 1 en 2 ongegrond zijn verklaard. Wat zij daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht de bestreden besluiten in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels en beleidsregels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Algemeen
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de kosten waarvoor appellante bijzondere bijstand heeft aangevraagd zich voordoen, noodzakelijk zijn en voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Wat partijen verdeeld houdt, is het antwoord op de vraag tot welk bedrag bijzondere bijstand moet worden verleend voor slijtage- en waskosten enerzijds en voor de kosten van de aanschaf van een matras anderzijds.
4.2.
Een bijstandverlenend orgaan is bevoegd om, ter bepaling van de omvang van de noodzakelijke kosten respectievelijk de vergoedingen in het kader van de bijzondere bijstandverlening, forfaitaire bedragen of richtlijnen zodanig vast te stellen dat de betrokkene daarmee geacht moet worden de goedkoopste adequate voorziening te treffen. Dit laat onverlet dat het betrokkene vrijstaat aannemelijk te maken dat deze vergoeding in zijn geval niet toereikend is voor de te maken noodzakelijke extra kosten. Dit is vaste rechtspraak. [1] Bijzondere bijstand voor slijtage- en waskosten
4.3.
Op grond van artikel 5.1, eerste lid, van de ten tijde van belang geldende Beleidsregels kan het college bijzondere bijstand verlenen voor extra waskosten en extra kosten van slijtage van kleding of schoeisel, indien er sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten. Hieronder worden verstaan de kosten die zich voordoen wanneer vanwege een medische oorzaak meer slijtage van de kleding, schoeisel of beddengoed aan de orde is dan wel extra bewassing noodzakelijk is ten opzichte van wat gebruikelijk is, zo volgt uit artikel 5.1, tweede lid, van de Beleidsregels. Op grond van het vierde lid van dit artikel stelt het college de hoogte van de bijzondere bijstand vast aan de hand van de door de GGD gehanteerde categorieën en bijbehorende kosten:
categorie 1 € 133,-;
categorie 2 € 230,-;
categorie 3 € 306,-;
categorie 4 € 408,-;
categorie 5 € 510,-;
categorie 6 € 561,-.
4.4.
De medisch adviseur heeft op 29 september 2023, in het kader van de procedure bij de rechtbank, deze indeling in categorieën nader toegelicht:
“Categorie 3 is van toepassing:Bij voortdurende zalfbehandeling over een groot deel van het lichaam met teerzalf of cignolinezalf, dan wel over het gehele lichaam, maar niet dagelijks. Voor vette zalven zoals cetomacrogolcrème met ureum wordt 50% van het bedrag gehanteerd.Categorie 5 is van toepassing:Bij voortdurende zalfbehandeling over het gehele lichaam met teerzalf of cignolinezalf (ditranol) als de huidafwijking duidelijk waarneembaar is. Voor vette zalven zoals cetomacrogolcreme met ureum wordt 50% van het bedrag gehanteerd.”Verder heeft de medisch adviseur, in aanvulling op het medisch advies van 30 mei 2022, het volgende vermeld:
“Cliënte is bekend met diverse contactallergieën en eczeem. Ze maakt gebruik van vette zalven (cocobutter, koezalf en vaseline) om uitdroging tegen te gaan. Deze zalven zijn vrij verkrijgbaar en kunnen voor deze toepassing dun worden aangebracht op de huiddelen met actief eczeem. In informatie d.d. 17-12-2021 van de dermatoloog worden geen teerhoudende, ditranol of vette zalven voorgeschreven door de specialist, waardoor er strikt genomen geen medische noodzaak bestaat. Omdat wel aannemelijk is dat af en toe bevuiling optreedt door bloedende huidkloven en vaseline kan helpen de huidafwijkingen onder controle te houden, heb ik in bezwaar haar het voordeel van de twijfel gegeven en alsnog slijtage- en waskostenvergoeding geadviseerd in de lichtere categorie 3. De gebruikte zalven geven geen ernstige vlekken zoals teerzalf of cignolinezalf. Daarom is conform de tabel 50% van het bedrag geadviseerd.”
4.5.
Appellante voert aan dat het college haar bijzondere bijstand had moeten verlenen voor het bedrag dat hoort bij categorie 5, omdat zij dagelijks zalf moet aanbrengen. Het college heeft onvoldoende gemotiveerd waarom is aangesloten bij categorie 3. Verder voert appellante aan dat de in de Beleidsregels gehanteerde bedragen, gelet op de inflatie, ontoereikend zijn. Deze beroepsgronden slagen niet.
4.6.
De Raad stelt vast dat het college bijzondere bijstand heeft verleend overeenkomstig categorie 3, op basis van het advies van de medisch adviseur van 30 mei 2022. In beroep heeft de medisch adviseur dat advies nader toegelicht. Appellante heeft niet gesteld of toegelicht dat het college niet van het medisch advies van 30 mei 2022 mocht uitgaan. Ook heeft appellante haar stelling dat zij dagelijks zalf zou moeten aanbrengen niet onderbouwd met medische stukken. Evenmin heeft zij aannemelijk gemaakt dat haar extra kosten hoger zijn dan de conform het beleid verleende vergoeding. De enkele verwijzing naar inflatie is hiervoor niet voldoende.
Bijzondere bijstand voor de kosten van een matras
4.7.
Op grond van artikel 4.8, eerste lid, van de ten tijde van belang geldende Beleidsregels kan het college bijzondere bijstand verlenen voor kosten van duurzame gebruiksgoederen als sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat de hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld aan de hand van de prijzen als opgenomen in bijlage 3 van de Beleidsregels. Voor de aanschaf van een éénpersoons matras wordt een bedrag van € 60,- gehanteerd.
4.8.
Appellante voert aan dat het college bijzondere bijstand had moeten verlenen voor de kosten van een tweepersoons matras. Verder voert zij aan dat bij de vaststelling van de prijzen in de Beleidsregels ten onrechte geen rekening wordt gehouden met inflatie.
4.9.
Naar het oordeel van de Raad heeft het college deugdelijk gemotiveerd dat een éénpersoons matras volstaat en heeft appellante niet aannemelijk gemaakt dat de aanschaf van een tweepersoons matras noodzakelijk is. Evenmin heeft zij aannemelijk gemaakt dat haar kosten hoger zijn dan de conform het beleid verleende vergoeding. De enkele verwijzing naar inflatie is hiervoor niet voldoende.

Conclusie en gevolgen

4.10.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd voor zover aangevochten. Dit betekent dat de bestreden besluiten in stand blijven.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J.J. Janssen in tegenwoordigheid van C.C.M. van 't Hol als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 november 2025.

(getekend) J.J. Janssen

(getekend) C.C.M. van 't Hol

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke (wettelijke) regels

Participatiewet

Artikel 35, eerste lid
Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36, de studietoeslag, bedoeld in artikel 36b, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.

Beleidsregels bijzondere bijstand Rotterdam 2019

Artikel 4.8, eerste en tweede lid
1. Het college kan bijzondere bijstand verlenen voor de kosten van duurzame gebruiksgoederen als sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten.
2. De hoogte van de bijzondere bijstand duurzame gebruiksgoederen wordt vastgesteld aan de hand van de prijzen als opgenomen in bijlage 3 bij deze beleidsregels.
Artikel 5.1, eerste tot en met vierde lid
1. Het college kan aan een belanghebbende bijzondere bijstand verlenen voor extra waskosten en extra kosten van slijtage van kleding of schoeisel, indien er sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten.
2. Onder deze kosten worden de kosten verstaan die zich voordoen wanneer vanwege een medische oorzaak meer slijtage van de kleding, schoeisel of beddengoed dan wel extra bewassing noodzakelijk is ten opzichte van wat gebruikelijk is.
3. Indien uit het deskundigenadvies blijkt dat een medische noodzaak voor extra slijtage- en waskosten aanwezig is, wordt het bestaan van meerkosten vermoed.
4. Het college stelt de hoogte van de bijzondere bijstand vast aan de hand van de door de Gemeentelijke Gezondheidsdienst gehanteerde categorieën en bijbehorende kosten:
a. categorie 1 € 133,-;
b. categorie 2 € 230,-;
c. categorie 3 € 306,-;
d. categorie 4 € 408,-;
e. categorie 5 € 510,-;
f. categorie 6 € 561,-.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 16 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2299.