ECLI:NL:CRVB:2025:1725

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 november 2025
Publicatiedatum
28 november 2025
Zaaknummer
23/2571 APPA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van IKB-budget met APPA-uitkering en het vertrouwensbeginsel

Deze zaak betreft een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hoorn, waarin het bezwaar van appellante tegen een uitkeringsspecificatie ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 20 november 2025 uitspraak gedaan. De kern van de zaak is of het maandelijks verrekenen van het IKB-budget met de APPA-uitkering in strijd is met het vertrouwensbeginsel. De Raad oordeelt dat er weliswaar een gerechtvaardigde verwachting bestond dat het IKB-budget jaarlijks zou worden verrekend, maar dat het college hieraan niet gebonden is. Het algemeen belang van het college bij een juiste toepassing van dwingendrechtelijke bepalingen weegt zwaarder dan het individuele belang van appellante. De Raad concludeert dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagt, en dat het college voldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe de berekening van de te verrekenen neveninkomsten tot stand is gekomen. Appellante heeft geen recht op vergoeding van proceskosten of griffierecht, aangezien het beroep ongegrond is verklaard.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Hoorn (college)
Datum uitspraak: 20 november 2025

SAMENVATTING

Deze zaak gaat over de vraag of het maandelijks verrekenen van het IKB-budget met de APPA-uitkering in strijd is met het vertrouwensbeginsel. De Raad oordeelt dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagt. Er is wel sprake van een gerechtvaardigde verwachting dat het IKB-budget op jaarlijkse basis, namelijk bij uitbetaling ervan, zou worden verrekend, maar het college is hieraan niet gebonden. Het algemeen belang van het college bij een juiste toepassing van dwingendrechtelijke bepalingen moet in dit geval namelijk zwaarder wegen dan het individuele belang van appellante. Verder oordeelt de Raad dat voldoende inzichtelijk is gemaakt hoe de berekening van de te verrekenen neveninkomsten tot stand is gekomen.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J. Heek beroep ingesteld tegen een besluit van het college van 12 juli 2023. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 23 oktober 2025. Appellante is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. Heek. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.J. Blanken.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante is tot 17 juni 2022 [naam functie] geweest bij de gemeente Hoorn. Aan appellante is met ingang van 17 juni 2022 een ontslaguitkering op grond van de APPA [1] toegekend voor de duur van drie jaar en twee maanden. De administratie en uitbetaling van de uitkering wordt verzorgd door PROambt. Appellante heeft na haar aftreden als [naam functie] haar werkzaamheden voor de Belastingdienst hervat. Het college heeft appellante er op gewezen dat de inkomsten van de Belastingdienst en eventuele andere inkomsten op de uitkering in mindering zullen worden gebracht.
1.2.
Naar aanleiding van een gesprek met appellante heeft PROambt namens het college op 2 februari 2023 een uitkeringsspecificatie verstrekt van de betalingen die aan appellante zijn gedaan, onder vermelding van de openstaande saldi van teveel uitbetaalde uitkering. Daarbij heeft PROambt aangegeven dat de uitkering in maandelijkse termijnen wordt uitbetaald en dat het moment waarop de controle plaatsvindt niet op maandelijkse basis hoeft plaats te vinden. Eventuele verrekeningen moeten ambtshalve worden gedaan, aldus PROambt.
1.3.
Appellante heeft tegen de uitkeringsspecificatie bezwaar gemaakt.
1.4.
In overeenstemming met het advies van de commissie bezwaarschriften heeft het college met een besluit van 12 juli 2023 (bestreden besluit) het bezwaar van appellante ongegrond verklaard. Het college heeft bij het bestreden besluit een Excel-bestand gevoegd waarin de berekening van het te verrekenen bedrag is toegelicht.
1.5.
Appellante is het met het bestreden besluit niet eens. Wat zij hiertegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

2. De Raad beoordeelt of het bestreden besluit in stand kan worden gelaten aan de hand van wat appellante in beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.1.
Vastgesteld wordt dat tussen partijen niet in geschil is dat appellantes salaris van de Belastingdienst, inclusief het IKB-budget maandelijks op de APPA-uitkering in mindering moet worden gebracht. Appellante stelt zich echter op het standpunt dat door PROambt een concrete, duidelijke toezegging is gedaan dat jaarlijkse verrekening van het IKB-budget, bij de uitbetaling daarvan in december, zou plaatsvinden. Door enkele maanden later van deze toezegging terug te komen en het alsnog met terugwerkende kracht verrekenen van het in de voorgaande maanden opgebouwde IKB-budget, is de vordering op appellante ontstaan. Appellante is van mening dat door PROambt gerechtvaardigde verwachtingen zijn gewekt die gehonoreerd moeten worden. Verder stelt appellante dat ook met de bij het bestreden besluit gevoegde toelichting niet inzichtelijk is gemaakt en niet toetsbaar is hoe haar inkomsten zijn verrekend met de APPA-uitkering.
Vertrouwensbeginsel
2.2.
Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of, en zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. [2] Verder is vereist dat de toezegging, andere uitlating of gedraging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Dat is het geval indien de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht veronderstellen dat degene die de uitlating deed of de gedraging verrichtte de opvatting van het bevoegde orgaan vertolkte.
2.3.
Het college heeft de afhandeling van de APPA volledig in handen gelegd van PROambt, een organisatie die geldt als een specialist in de uitvoering van de APPAregelingen. Appellantes contactpersoon bij PROambt heeft haar op 25 augustus 2022 meegedeeld dat het mogelijk was om haar IKB-budget eerst in december, na de uitbetaling daarvan, in mindering te brengen op haar APPA-uitkering. Deze toezegging is aanvankelijk ook daadwerkelijk tot uitvoering gekomen. Enkele maanden daarna is het maandelijks opgebouwde IKB-budget zonder kennisgeving niet meer op de uitkering in mindering gebracht. Onder deze omstandigheden is voldaan aan de onder 2.2 opgenomen vereisten en is sprake van een aan het college toe te rekenen toezegging waaraan appellante de gerechtvaardigde verwachting mocht ontlenen dat het IKB-budget op jaarlijkse basis zou worden verrekend.
2.4.
Dat sprake is van gerechtvaardigde verwachtingen betekent niet dat daaraan altijd moet worden voldaan. Zwaarder wegende belangen, zoals het algemeen belang of de belangen van derden, kunnen daaraan in de weg staan. Het belang van appellante bij nakoming van de toezegging moet dan ook worden afgewogen tegen het algemeen belang van het college.
2.5.
In dit geval moet worden geoordeeld dat het college bij afweging van de betrokken belangen niet gehouden is om aan de gerechtvaardigde verwachtingen te voldoen. Appellante zag zich door het met terugwerkende kracht maandelijks verrekenen van het opgebouwde IKB-budget weliswaar plotseling geconfronteerd met een vordering tot terugbetaling van de in voorgaande maanden teveel uitbetaalde uitkering, maar dat neemt niet weg dat het college, zoals tussen partijen niet in geschil is, op grond van de dwingendrechtelijke bepalingen [3] gehouden was het IKB maandelijks te verrekenen. Het algemeen belang van het college bij een juiste toepassing van de dwingendrechtelijke bepalingen moet in dit geval zwaarder wegen dan het individuele belang van appellante. Dit betekent dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagt.
Toelichting van de verrekening
2.6.
Anders dan appellante is de Raad van oordeel dat het college met de bij het bestreden besluit gevoegde Excel-bestand en de daarop vermelde toelichting in combinatie met de overige stukken, waaronder de salarisspecificaties waarover appellante beschikt, en de namens het college ter zitting gegeven toelichting voldoende inzichtelijk is gemaakt hoe de te verrekenen neveninkomsten tot stand zijn gekomen.

Conclusie en gevolgen

2.7.
Uit 2.2. tot en met 2.6 volgt dat het beroep niet slaagt. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
3. Omdat het beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H. Lagas als voorzitter en L.M. Tobé en J.P. Loof als leden, in tegenwoordigheid van M. Dafir als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 november 2025.
(getekend) H. Lagas
(getekend) M. Dafir

Voetnoten

1.Algemene pensioen- en uitkeringswet politieke ambtsdragers.
2.Zie de uitspraak van 4 maart 2020, ECL:I:NL:CRVB:2020:559.
3.Artikel 134 van de APPA.