Uitspraak
A. Schalkwijk.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. G.A.H.M. Steenbakkers, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Het hoger beroep werd ingetrokken omdat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 4 september 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar heeft genomen, waarmee het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Tijdens de zitting op 22 mei 2023 was appellant aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door A. Schalkwijk. Na de intrekking van het hoger beroep heeft mr. J.E. van der Wolf, opvolgend gemachtigde, aangegeven dat appellant op 6 februari 2024 is overleden en dat de erven een uitspraak wensen over de proceskosten. Het Uwv heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de veroordeling tot vergoeding van de proceskosten.
De Raad heeft de proceskosten vastgesteld op basis van de gemaakte kosten in de bezwaarfase en de kosten in beroep en hoger beroep. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 6.386,25, inclusief reiskosten en kosten voor een rapport van Het Expertise Orgaan. Daarnaast moet het Uwv het door appellant betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak is gedaan door T. Dompeling, in tegenwoordigheid van griffier A.M. Korver, en is openbaar uitgesproken op 29 januari 2025.