ECLI:NL:CRVB:2025:172

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
22/2337 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling na tegemoetkoming door Uwv

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. G.A.H.M. Steenbakkers, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Het hoger beroep werd ingetrokken omdat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 4 september 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar heeft genomen, waarmee het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten.

Tijdens de zitting op 22 mei 2023 was appellant aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door A. Schalkwijk. Na de intrekking van het hoger beroep heeft mr. J.E. van der Wolf, opvolgend gemachtigde, aangegeven dat appellant op 6 februari 2024 is overleden en dat de erven een uitspraak wensen over de proceskosten. Het Uwv heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de veroordeling tot vergoeding van de proceskosten.

De Raad heeft de proceskosten vastgesteld op basis van de gemaakte kosten in de bezwaarfase en de kosten in beroep en hoger beroep. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 6.386,25, inclusief reiskosten en kosten voor een rapport van Het Expertise Orgaan. Daarnaast moet het Uwv het door appellant betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak is gedaan door T. Dompeling, in tegenwoordigheid van griffier A.M. Korver, en is openbaar uitgesproken op 29 januari 2025.

Uitspraak

22/2337 WIA
Datum uitspraak: 29 januari 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 20 juni 2022, 21/4026 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de erven van [appellant] (appellant), laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats]
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. G.A.H.M. Steenbakkers, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft een rapport van Het Expertise Orgaan ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 mei 2023. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Steenbakkers. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
A. Schalkwijk.
De Raad heeft het onderzoek heropend en vragen aan het Uwv gesteld.
Het Uwv heeft op 4 september 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Mr. J.E. van der Wolf, voormalig kantoorgenoot van mr. Steenbakkers, heeft zich als opvolgend gemachtigde gesteld. Hij heeft aangegeven dat appellant op 6 februari 2024 is overleden en dat de erven een uitspraak wensen over de proceskosten.
Het Uwv heeft te kennen gegeven zich te kunnen vinden in een veroordeling tot vergoeding van de proceskosten, zoals door appellant is verzocht.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 4 september 2023 volledig aan zijn bezwaren is tegemoetgekomen. Aangezien het Uwv reeds heeft besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase moet de Raad nog slechts oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 2.267,50 in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het bijwonen van de zitting en 0,5 punt voor de reactie op de door het Uwv na de zitting ingediende stukken) en € 1.814,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting), in totaal € 4.081,50 voor verleende rechtsbijstand. Daarnaast komen de reiskosten die appellant heeft moeten maken in verband met de zitting van de Raad, tot een bedrag van € 11,80 op basis van openbaar vervoer 2e klasse, voor vergoeding in aanmerking. Ook de kosten voor het rapport van Het Expertise Orgaan, ten bedrage van € 2.292,95 (inclusief omzetbelasting), komen voor vergoeding in aanmerking. De totale proceskostenvergoeding bedraagt € 6.386,25.
Daarnaast moet het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 6.386,25;
- bepaalt dat het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 185,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door T. Dompeling, in tegenwoordigheid van A.M. Korver als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2025.
(getekend) T. Dompeling
(getekend) A.M. Korver