ECLI:NL:CRVB:2025:170

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
21/4260 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in WIA-zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 januari 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep is ingetrokken door de appellant, omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 20 februari 2024 tegemoet is gekomen aan de bezwaren van de appellant. De uitspraak betreft de vergoeding van proceskosten en griffierecht. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv de gemaakte kosten in bezwaar heeft vergoed, maar dat er nog een oordeel moest komen over de kosten in beroep en hoger beroep. De Raad heeft de proceskosten begroot op € 3.628,-, bestaande uit kosten voor rechtsbijstand in zowel beroep als hoger beroep. Daarnaast is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van het door de appellant betaalde griffierecht van in totaal € 182,-. De uitspraak is gedaan door C.F.E. van Olden-Smit, met A.K.F. Ouwehand als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

21/4260 WIA
Datum uitspraak: 29 januari 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
25 oktober 2021, 20/1774 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. A.B.B. Beelaard, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juni 2022. Appellant is verschenen, vergezeld door mr. Beelaard. Het Uwv heeft zich door middel van beeldbellen laten vertegenwoordigen door mr. R.E.J.P.M. Rutten.
De Raad heeft het onderzoek heropend en verzekeringsarts I.A.K. Snels als deskundige benoemd. De deskundige heeft op 30 augustus 2023 gerapporteerd.
Het Uwv heeft op 20 februari 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 29 juli 2024 heeft mr. Beelaard namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken, omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 20 februari 2024 aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
Omdat het Uwv blijkens de gewijzigde beslissing op bezwaar de gemaakte kosten in bezwaar heeft vergoed, moet de Raad alleen nog oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.814,‑ in beroep (één punt voor het indienen van het beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,-) en € 1.814,- in hoger beroep (één punt voor het indienen van het hoger beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,-). In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding voor de aan appellant door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand € 3.628,-.
Ook moet het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 3.628,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 182,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door C.F.E. van Olden-Smit, in tegenwoordigheid van A.K.F. Ouwehand als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2025.
(getekend) C.F.E. van Olden-Smit
(getekend) A.K.F. Ouwehand